Travels and Tales

A'way; Annet en Lode op reis in Pakistan

Pakistan 2001 - Land vol extremen

Hispar La

Op zaterdag gaan we op weg naar Skardu, Noord Pakistan. Tijdens de vlucht (Nanga Parbat, 8126 meter hoog, perfect in beeld) een bericht vanuit de cockpit: “We beslissen zo of we doorvliegen of teruggaan”. Skardu beschikt niet over een radarinstallatie, de bewolking belemmert de landing en aldus keren we terug naar Islamabad. Het ticket is morgen weer geldig. Gewoon in de rij staan, stickertje halen en zondag terugkomen. Wij kiezen voor deze optie, andere reizigers gaan per bus of taxi (20 uur) naar het noorden.

De tweede poging om Skardu te bereiken is succesvol. De vlucht is mooi, minder wolken en een goed uitzicht op het berglandschap. Lijkt op Ladakh. De aankomst is bijzonder. Bericht vanuit de cockpit: “We gaan zo landen, Insallah”. Insallah, als God het wil. Dit wordt consequent aan elke onzekerheid toegevoegd, zoals aan: “Feer melengee (tot ziens)”. “Insallah”, ook dat zal slechts gebeuren als God het wil. Als je iemand gepast wilt begroeten, roep je 'Asalaam Aleikum' (vrede zij met u, de algemene moslim begroeting). Dit wordt meestal beantwoord met 'Aleikum Salaam' (en ook met u). Wil je iemand bedanken, doe je dat met 'Sukria'. 'Bas …' wordt gebruikt om aan te geen dat je ergens genoeg van hebt, bijvoorbeeld thee. In tweevoud 'Bas, Bas!' om het nog eens aan te scherpen.

Het vliegveld is één korte landingsbaan midden tussen de bergen. Vanaf de landingsbaan is het vijf minuten naar de terminal. Eén van de passagiers rijdt het busje. Geen taxi's. Iemand spreekt mij aan, hij heeft een hotel in Skardu. We kunnen gratis met hem terug rijden, in ruil voor een verblijf in zijn hotel, Sadpara International. De prijs voor de kamer mogen we zelf bepalen.

SkarduDe omgeving is prachtig. Skardu is een langgerekt lint van laagbouw tegen een achtergrond van zandbruine bergen, links de Karakorum, rechts de Himalaya. De vallei rondom Skardu is groen. De droge bodem in het onherbergzame gebied moet ijverig bewerkt worden om iets op te leveren. We zien alleen maar mannen op straat, donkere gezichten, shawal kameez. Annet wordt bekeken, sommigen prijzen haar voorkomen (inclusief hoofddoek). Respect voor 's lands gewoontes wordt beloond met instemmend geknik naar mij toe. Vrouwen vertonen zich hier niet of nauwelijks. Overal in Pakistan heerst de Islam. In Baltistan (maar ook Gilgit) zijn de sjiieten in de meerderheid. Dit betekent dat vrouwen in elk geval hun gezicht voor vreemdelingen moeten verbergen en in een stad als Skardu kom je ze dan ook nauwelijks tegen op straat. In de Hunzavallei en Chitral, waar we later heen zullen gaan, leven overwegend Ismaïlieten (de volgelingen van de Aga Khan) die een wat liberalere kijk op de rol van de vrouw hebben. De sfeer is hier in Skardu desondanks prettig. Mensen vallen je niet lastig, respecteren, houden afstand. Sommigen willen een praatje maken, best.

De 'hoofdweg' is afgezet. Groene bloemengordijnen over de volle breedte van de weg, een overkapping, stoelen, groen/rode vlaggen, een podium met spreekgestoelte. Iemand spreekt ons aan en legt uit: “Baltistan (het district waar Skardu de hoofdstad van is) wil onafhankelijk worden, zodra Kashmir onafhankelijk wordt”. We zijn getuige van een bijeenkomst waar enkele lokale helden acte de presence geven. Eén van hen is een legerofficier, die nog tegen India heeft gevochten, een exacte kopie van Fidel Castro. De toespraken zijn in Urdu, we laten het voor wat het is. Wel een mooi plaatje; mooie mensen, mooie omgeving.

We proberen in Skardu een trektocht te regelen. De Biafo/Hispar-gletsjer-trekking door 'open' gebied, waarvoor geen speciale vergunning nodig is. “De tocht van Askole naar Nagar wordt algemeen beschouwd als dé traverse door de Karakorum. Deze uitdagende tocht begint even buiten Askole op de route naar K2 en komt pas op de voorlaatste dag weer bij een menselijke nederzetting: het dorp Hispar.”(uit Beroemde trektochten – Steve Razzetti). Veel informeren her en der, mogelijke gidsen spreken, familieleden van gidsen waar Annet mee heeft samengewerkt bezoeken en andere reizigers die dezelfde route willen doen. Wat moet er allemaal geregeld worden: een ervaren gids, dragers, eten voor de hele crew voor ruim 2 weken (onderweg is er niets te koop), kookgerei (stoof, potten en pannen, brandstof), beschutting voor de dragers en de keuken, klimgereedschap (touw, ijsbijl) transport naar/van het begin- en eindpunt plus een reiskostenvergoeding voor de terugreis van de crew naar het beginpunt. Abid (neef van Mubarak, ex-begeleider van Annet) doet een uitstekend voorstel voor de trektocht. Wel dubbele gevoelens: avontuur, geweldige natuur, maar ook afzien, onzekerheid over conditie en gezondheid (lees hier over hoogteziekte).

De Biafo en Hispar gletsjers zijn via de 5151 meter hoge Hispar-pas met elkaar verbonden en lopen door het hart van de Karakorum. Het is één van de grootste ijsvelden buiten de poolstreken. Hoewel het dal van de Hispar en Biafo ver weg in een weinig betreden wildernis ligt, maakten de Hunzakut en Balti in het verleden veelvuldig gebruik van deze paden. Naast de oude zijderoute trokken ook andere karavaangroepen door dit gebied. De taal van de Balti geeft aan hoe wervelend de geschiedenis van dit gebied is; Balti is een oude vorm van Tibetaans, met hier en daar Perzische en Arabische invloeden. Nu trekken nog slechts de lokale dragers en gidsen door dit gebied om de trekgroepen uit het Westen te begeleiden. Helaas komen de bewoners van dit gebied in de oude expeditieverslagen er niet goed vanaf; ze zouden minderwaardig en vervuild zijn. En nog steeds zouden de bewoners van 'the Northern Areas' dom en arm zijn. Wij zijn echter onder de indruk van hun handelsgeest, met name de levendige handel in tweedehands trekkingsuitrustingen.

Terug naar het hotel komen we langs het voetbalveld. Juist als wij passeren, stuift de menigte uiteen. Een rel is uitgebroken, twee groepen bestoken elkaar met stenen (ook Pakistan kent dus hooligans). Ik parkeer Annet op een 'veilige' plaats en ga foto's nemen tussen de partijen in. Buk af en toe voor overvliegende keien. Mooi werk, adrenaline pompt omhoog. Als Annet geraakt wordt aan haar been door een steen en de politie met traangas begint te schieten, maken we dat we wegkomen.

De dag voor vertrek wordt geheel in beslag genomen met regeldingen. Een volledige kampeeruitrusting is noodzakelijk omdat we 2 weken ver van de bewoonde wereld zijn verwijderd en een aantal nachten op de gletsjer zullen doorbrengen. Accessoires (ijsbijl, wandelstok, touwklemmen, handschoenen), water, eten. Op de bazaar wemelt het van de mensen die inkopen doen voor trekkings. Overal zijn 2e hands winkeltjes waar je gebruikt klimmateriaal kunt kopen of huren.

Onze planning qua aantal dragers verandert met het uur. Keukengerei en het eten voor ons en de dragers (alleen al 50 kilo bloem voor chappati's) plus kerosine maakt dat we er minstens 6 nodig hebben. Goed, extra geld gewisseld om alle dragers te kunnen betalen en door naar de polo ground, waar in het kader van 'Pakistan National Day' o.a. een polowedstrijd wordt gehouden (lees hier meer over polo). Op 14 augustus 1947 werd Pakistan 'opgericht' toen de Britten zich terugtrokken uit toenmalig India en het huidige India, Pakistan en het latere Bangladesh als zelfstandige staten ontstonden. Wat merk je daar vandaag van? Heel veel mensen op straat, veel Pakistan vlaggen (groot en klein), dichte overheidsgebouwen en veel evenementen. Na de rellen van gisteren is er veel politie op de been. Vandaag geen aanleiding voor gebruik van traangas….

Terug in het hotel staat gids Ali voor onze deur. Hij wil 8 dragers meenemen. En ja, als je alle bagage ziet, dan kun je ook wel begrijpen waarom. We laten alles wegen (230 kilo, een drager mag wettelijk slechts 25 kilo dragen) en sluiten een compromis: we starten met 8 dragers die niet moeilijk doen over te zware lasten en na 4 dagen gaan er 2 terug. Vermoeiend dat geregel, maar alles is nu in 'kannen en kruiken'.

De Travels and Tales Pakistan 2001 Crew
  • Ali Khan – Gids. Afkomstig uit Sadpara (3 uur lopen van Skardu), 3 zoons, 3 dochters, ervaren, beperkt Engels. Goede kok, zie recepten.
  • Achmed – Veteraan, altijd lachend, geen Engels.
  • Dawood (spreek uit: Daoed) - neefje van gids Ali, wordt voor alles en nog wat aan het werk gezet, ongehuwd, vrolijk, redelijk Engels. Eveneens een goede kok, stond altijd voor ons klaar.
  • Houssain - Clown, zeurt niet en houdt de gang erin, al dan niet onder invloed van stimulantia, nauwelijks Engels.
  • Essa - Stille, grote, beresterke vent. Zou zo een Amerikaanse basketballer of honkballer kunnen zijn, spreekt echter geen Engels.
  • Youssup - Beresterk, ijdeltuit, geen talenwonder. Wil wel graag op de foto.
  • Mohammed - Spring in het veld, eigenwijs, bijdehand, aspirant-gids. Spreekt het beste Engels.
  • Niamat - Fanatiek sporter, stille man, werkt hard en doet als enige elke dag trouw zijn vijf gebeden.
  • Ali II - De enige Balti in het stel. Linkerd, valt wel wat buiten de toon.

Bagage
Rugzak Annet 12 kilo Rugzak Lode 20 kilo
Voedselkist I 26 kilo Voedselkist II 32 kilo
'Keuken' 11 kilo Dragersvoedsel I 25 kilo
Dragersvoedsel II 25 kilo Dragersvoedsel III 19 kilo
2 stoven 7 kilo Tent 3 kilo
Eigen voedsel I 18 kilo Eigen voedsel II 10 kilo
Jerrycans (water/kerosine) 30 kilo totaal Totaal 238 kilo


Naar het vertrekpunt van de trektocht
Met de jeep van Skardu naar Thongul (120 km). Tussen Skardu en Thongul ligt het vruchtbare dal van de Shigar; abrikozen, perziken, walnoten, amandels en appels hangen er voor het plukken. De akkers staan vol tarwe en tabaksplanten. We redden het niet in één dag. De weg is vergeven van 'roadblocks'. Het principe is als volgt: je laadt een jeep vol met dragers en bagage en je rijdt naar de eerste roadblock (ontstaan door natuurgeweld: lawines, zandverschuivingen en modderstromen). Bij de roadblock gaat alles van de jeep, je loopt langs de hindernis en laadt alles op een gereedstaande jeep. Vier blokkades waren gepland, het blijken er meer te zijn. De eerste is 'nieuw', een brug is overspoeld door modder. De jeep gaat een doorwaadbare plaats verderop zoeken, wij knappen een uiltje en keuvelen wat met andere gestrande reizigers. Dit oponthoud kost uren, wat de hele dag doorwerkt. We zijn de laatste in de rij en moeten bij de volgende blokkades steeds wachten tot een jeep terug komt (Insallah!). Mooie omgeving, hoge bergen, diepe dalen. Het is inmiddels 18:15u, we staan bij een blokkade en er zijn geen jeeps meer. Donker valt in, het wordt koud en het begint te regenen. Ook de voortrazende rivier geeft veel kou af. Wachten of er überhaupt wel een jeep terugkomt. Hier kamperen is niet ideaal.

Na een uur blauwbekken verschijnen er in de verte 2 koplampen. Allah zij geprezen. Tenminste.... De auto die ons oppikt mist de deuren en we scheuren toch wel erg dicht langs een diepe afgrond. Alles vastpakken wat vast lijkt te zitten en er vanuit gaan dat het goed komt. We halen heelhuids de overnachtingplaats (Pakora) en zetten in het donker in de regen voor het eerst onze tent op. Je kunt je voorstellen hoe dat gaat. Daarna blijkt de ruimte wat tegen te vallen, zeker als je alles tegelijk wilt doen (omkleden, slaapplaats inrichten etc.).

Dag 1: Thongul (3400 meter) - Kesar Shaguran
Etappes: 0,5
Duur: 3,5 uur

Het laatste stukje van Pakora gaan we met de jeep naar Thongul, waar de bagage wordt gewogen en de achtste drager wordt gerekruteerd. Je bent verplicht minimaal 1 plaatselijke drager in te huren. De keuze, Ali II, valt wat buiten de groep.

De tocht bestaat uit 22 etappes. De dragers worden betaald per etappe. De eerste vijf etappes ontvangen zij 240 roepie per etappe. De resterende 17 etappes krijgen zij 190 roepie. De 50 roepie verschil zijn de kosten voor voedsel. De eerste vijf etappes zijn zij daar zelf voor verantwoordelijk. Weinig van gemerkt overigens. De rustdagen worden doorbetaald: eerste rustdag 120 roepie, tweede rustdag 240 roepie.

Daarnaast betaal je wapasi, het vervoer van het eind van de trek naar het oorspronkelijke vertrekpunt. Hiervoor betalen we 50 roepie van Ganesh naar Gilgit en vervolgens 150 roepie van Gilgit naar Skardu. Tenslotte ontvangt elke drager 200 roepie om kleding, schoeisel en een zonnebril (geen overbodige luxe) te kopen. De gids ontvangt 700 roepie per dag (dus niet per etappe). Alle dagen worden volledig betaald, zowel loop- en als rustdagen. De wapasi geldt ook voor de gids, de kledingvergoeding niet.

Aan de wandel om 08:15u. Eerst nog een stuk door een dorpje, daarna langs groene akkers de bergen in. De eerste twee uur volgen we de sporen van de klassieke Baltoro-route in een landschap dat overheerst wordt door de Mango Gusor, een berg die 6290 meter hoog oprijst en ten zuiden van de rivier de Braldo ligt. We kruizen een diepe kloof en klimmen tussen reusachtige rotsblokken weer omhoog. Na de hangbrug richting Baltoro komen we tegen twaalven aan op Kesar Shaguran (Kesar's Pologround), een vlak stuk grond, omgeven door bergen, waar we ons kamp opslaan. De rivier buldert op de achtergrond. De dragers hebben hun eigen stek onder een blauw tentzeil. Gekwebbel klinkt op vanuit hun kuil, boven een vuurtje bakken ze hun chappatti's. Blij hier 'alleen' met Annet te zijn, aan de overkant van de oever lopen zo'n 100 man van diverse toergroepen (groepsleden, dragers, gidsen) richting Concordia. Zorgde vanochtend wel voor mooie beelden op de route die we gezamenlijk liepen, als je in een bocht een hele rij dragers ziet, afgetekend tegen de bergwand.

Dag 2: Kesar Shagurgan - Namla (3690 meter)
Etappes: 1
Duur: 5 uur
Hoogteverschil bij het klimmen: 650 meter
Hoogteverschil bij het dalen: 100 meter

DragersRelaxen op 3690 meter hoogte. Onze eerste dag op de Biafo gletsjer, die voort kruipt met 100 meter per jaar! Hoogteverschillen vallen mee, maar die verdomde stenen die kriskras verspreid liggen. Je komt niet in je ritme, je moet je balans vinden, gruis zorgt voor glijpartijen. Annet gaat weer als een ibex (de lokale klimgeit), ik neem de tijd. We klimmen omhoog over een berg/pas van keien. Een lastige en vermoeiende route. “De tocht start op de met rotsblokken bezaaide uitlopers van de Biafo gletsjer. In het begin is het lopen op dit oppervlak een ware marteling. Pas op de derde dag, als de route naar de noordflank doorsteekt, komt in het midden dan de gletsjer een strook wit en schoon ijs in zicht en wordt het voortgaan gemakkelijker.” (uit Beroemde trektochten – Steve Razzetti).

De omgeving is geweldig. Zwarte gletsjer, daaronder snel stromend water, verweerde rotsen aan twee kanten. In Namla (niets meer dan een kampeerplek) slaan we onze kamp op met uitzicht op de top van Bullah. Heerlijke lunch (perzik uit blik) plus koekjes. Gistermiddag onze voedselvoorraad geïnventariseerd en 'verdeeld' over de dagen. Veel pasta, rijst, dahl, tonijn en groente uit blik.

Voedsel
    Ontbijt:
  • 9x pakken koek, jam of la vache qui rit als beleg
  • 5-10x chappatti's
  • 10x eieren
    Lunch:
  • 14x blikken perzik of ananas
  • 16x pakken zoete koek
  • 8x blikken tonijn, ,met koek
  • 8x noedelsoep
    Diner:
  • 4x pasta (2x vegetarisch, 2x champignons)
  • 10x dal plus rijst
  • 16x noedelsoep
Nam La

's Middags krijgen we drie Engelsen op bezoek, op de terugweg van Hispar La. Leuke gasten. Goed om wat info van hun te krijgen, zoals tips over de te volgen route richting de pas. Verder ruilen we een blik perzik voor een stapel chocoladerepen. Goede deal.

Dag 3: Namla-Baintha I (3990 meter)
Etappes: 3
Duur: 8 uur
Hoogteverschil bij het klimmen: 750 meter
Hoogteverschil bij het dalen: 100 meter

Om 5 uur op, tent afgebroken en ontbeten. Aan de wandel voor een lange dag, want we gaan proberen iets van de opgelopen achterstand op het schema in te halen. We beginnen zoals we gisteren eindigden: klimmen en klauteren over de steile morenenwanden van de gletsjer, schots en scheef opgestapelde rotsblokken, verplaatst door de ijsmuur, waarover wij onze weg moeten vinden. Omgeving wordt steeds mooier, links en rechts 'stromen' gletsjers de bergen af en sluiten aan op ons 'pad', de Biafo gletsjer. We lopen inmiddels op het open ijs van de gletsjer, dat beter begaanbaar is.

BiafoOm 10.45u lunchen we op de gletsjer; perzik, biscuit en thee. We hebben Mango Peak al achter ons gelaten en ook de volgende mogelijke stop (Shafung) zullen we niet met een bezoek vereren. We lopen door, verder omhoog over de gletsjer, naar de groene weiden van Baintha (3990 meter hoog). De natuurlijke snelweg snijdt door de bergen heen, scherpe pieken, waarmee de zon een schaduwspel speelt. De jukebox in mijn hoofd speelt vandaag U2, gisteren Acda en de Munnik. De tegenwind is koud, we lopen dik gekleed. De gletsjer is nu blauwwit gekleurd, je hoort het water eronder stromen. Soms moet je over een diepe spleet (crevasse) springen. Nu kun je ze nog zien, straks liggen ze onder de sneeuw en loop je aangelijnd aan de andere lopers, zodat als je erin valt je niet te ver zakt en iemand anders je eruit kan halen.

Het laatste stuk naar de kampeerplaats gaan we weer van de gletsjer af. Vermoeiend uurtje klauteren, accu raakt aardig leeg. Baintha, bij de samenloop van de Baintha-gletsjer en de Biafo-gletsjer, bestaat uit een groene weide, met water vlakbij, een oase! Totaal zijn we inclusief lunch en stops 8 uur onderweg geweest. Ik ben moe en Annet heeft een buiteling gemaakt bij het afdalen, niets gebroken wel een gekneusde onderarm. “Hoogmoed komt voor de val! Ik bedenk me net dat het lopen makkelijk gaat, loop grappen met de dragers te maken en stap vrolijk met hen mee. Het volgende moment tuimel ik ineens over de grond.” We zijn allebei blij dat het erop zit. Hier hadden we al een rustdag gepland, die komt nu mooi van pas.

Dag 4: Baintha I (rustdag)
Uitslapen dus, Annet gaat om 7 uur eruit. Ze klimt omhoog en heeft een geweldig uitzicht over de gletsjer en de bergen om ons heen. Fascinerend zijn de veranderingen van de bergen, die het wisselende zonlicht laat zien. De zon komt aarzelend door, op de achtergrond het gekwebbel van de dragers. Af en toe valt er een steen van de werkende gletsjer af. Vogeltjes (roodstaartjes) kwetteren er vrolijk op los, bijen zoemen. Hoe zijn die hier in vredesnaam op deze hoogte gekomen? Als ik opsta rond 8 uur komt Dawood als lachend op mij af om te vragen of ik thee wil. Graag! Even later begrijp ik zijn lach. Ik ben de tent uitgekropen, aangekleed en wel, en sleep mijn lakenzak als een bruidsluier achter me aan. We nemen daarna rustig de tijd om onszelf, ons haar en onze vuile was te wassen in een 'vijver'. Het weer is stralend, de was is zo droog. Geweldig om hier met z'n tweeën te zitten.

De dragers vermaken zich met steenwerpen (Essa is een stille, maar wel één van de sterksten!) en later op de dag met een soort cricket. Hierin blijkt Niamat een ster te zijn, bloedfanatiek. Veel lachen. Ze rennen en klauteren heel wat af, op blote voeten.

De dragers krijgen kleedgeld, maar schone kleren trekken ze niet aan. De hele trek in dezelfde kleren die al smerig waren bij vertrek. En omdat ze in hun provisorisch gemaakte tent ook koken en een vuurtje maken om op te warmen, stinken ze een uur in de wind naar de rook.

Dag 5: Baintha I –Marpogoro (4410 meter)
Etappes: 2
Duur: 4 uur
Hoogteverschil bij het klimmen: 500 meter
Hoogteverschil bij het dalen: 100 meter
MarpogoroKorte, maar vermoeiende dag. Eerst weer de dagelijkse conversatie met Ali over het aantal dragers wat uiteindelijk mee de pas over gaat. Op zich al vervelend genoeg, maar nog vervelender is dat zijn insteek elke dag anders is. Annet maakt duidelijk dat de oorspronkelijke planning van Skardu gehandhaafd blijft en dat we de komende twee dagen tot de pas er niets meer over willen horen. In rap tempo gaan we om 6:45u op pad, klauteren over 4 morenenwallen en zitten we weer op de gletsjer. Gestaag omhoog, stukje vals plat. We zitten nu boven de 4000 meter, wat duidelijk te merken is aan onze loopsnelheid. Minder zuurstof, minder kracht, lichte hoofdpijn. Om ons heen weer een aaneengesloten rij van scherpe pieken, vele boven de 5000 meter waar gletsjers vanaf stromen en aansluiten op ons 'pad'.

Na zo'n 4 uur zijn we bij onze kampeerplek. Langs de Biafo gletsjer zijn er drie kampeerplaatsen met vrijwel dezelfde naam: Nakpogoro (zwarte rots), Marpogoro (rode rots) op 4410 meter (waar we nu zitten) en Karpogoro (witte rots), ons doel voor morgen. Allen aan de noordzijde van de gletsjer, dus 's middags zon. Ons kamp ligt voor een geel/rode rots, top boven de 6000 meter. Onze gids Ali heeft hier vorig jaar een maand gezeten met een groep Australiërs die de rots hebben beklommen. Het enthousiasme uit zijn verhalen doet vermoeden dat hij graag mee omhoog was gegaan.

We zonderen ons af op een heuveltje, steen in de rug, zon op het gezicht, geweldig uitzicht. Het weer gaat vanaf nu omslaan, 's ochtends is de binnentent bevroren (condens) en ook het water op de gletsjer is her en der bevroren.

Dag 6: Margoporo-Karpogoro (4680 meter)
Etappes: 1
Duur: 4 uur
BiafoVannacht voor het eerst echt slecht weer, veel regen. Onze tent heeft het gehouden, het tentzeil van de dragers niet. Na de gebruikelijke morenenwal klauteren we weer de gletsjer op. Door de regen is er een ijzellaagje ontstaan waar je regelmatig op weg glibbert. Ook zijn er veel diepe, brede crevasses waar je in lussen omheen loopt. Ieder in zijn eigen tempo, vals plat omhoog.

Korte etappe, na 3 uur zijn we in de buurt van ons volgende kamp, vlakbij de Sim Gang-gletsjer. De klim valt mee, voldoende grote stenen om een makkelijke route te kiezen. Je springt van blok naar blok. Door de grootte van de stenen kun je goed inschatten of deze stabiel blijven als je erop springt. Het kamp lag vroeger meer naar de berg toe. Ik begrijp nu waarom. Een oorverdovende lawine rolt van de berg, een wolk van stof achterlatend op de plek waar tot voor een paar jaar geleden het kamp werd opgeslagen. Annet en Ali komen al roepende terugrennen, om te kijken of ik nog heel ben. Nu dus een kamp op een hoger gelegen plek (4680 meter, 700 meter gestegen in twee dagen), weinig ruimte, meer wind, stenen ondergrond. Ons paradijsje Baintha lijkt ver weg.

AnnetHet moment is aangekomen om dragers terug te sturen. Je moet er minstens 2 terugsturen, want je stuurt niemand alleen over de gletsjer terug. Drie dragers willen terug, we willen er maar twee kwijt. Zoals verwacht gaat Ali II terug naar Thonghul. Essa had ik graag langer er bij gehad, maar zijn knie speelt hem parten, hij wil de pas niet over. Achmed blijft, morrend, bij ons. De twee ex-dragers gaan overigens in twee dagen doen wat wij in vijf dagen hebben gedaan, en ze vertrekken dezelfde dag nog!

Regen, regen, regen. De rest van de middag dobbelen we (Jacht) en aan het begin van de avond dalen we een paar rotsblokken af naar de dragers/keuken tent voor ons avondeten. Met onze neus op het 'chapatti-maken' (plat rond dun broodje, klaargemaakt op een verhitte, droge, ronde, ijzeren plaat). Wel grappig dat onze mokken en lepels altijd eerst grondig schoongemaakt worden met het water van beekjes en de gletsjer, om vervolgens met een doek (speciaal gekocht in Skardu) afgedroogd te worden. Helaas heeft één van de dragers deze de hele dag om zijn nek gehad of als hoofddoek gebruikt…

Dag 7: Karpogoro - voorbij Hispar La (5151 meter)
Etappes: 2
Duur: 9 uur
Hoogteverschil bij het klimmen: 450 meter
Hoogteverschil bij het dalen: 50 meter

Snow LakeHa, over de helft! Weer vroeg opgestaan, 05:00u zoals op bijna alle dagen. Het weer ziet er goed uit. Plannen van Ali zijn weer gewijzigd: niet rustig naar Snow Lake basecamp, daar acclimatiseren en morgen de pas over, maar vandaag direct de Hispar La pas op en daar overnachten. Vanuit het kamp lopen we een uurtje omhoog over de gletsjer, vanwaar we een geweldig uitzicht over Snow Lake hebben, zo genoemd door Sir Martin Conway in 1892 (door de dragers Lukpe Lawo genoemd). Het is een ijsvlakte op 5000 meter hoogte, zo'n vijf voetbalvelden naast elkaar, omgeven door spectaculaire toppen. Pas in 1939 is deze ijzige wildernis nauwkeurig in kaart gebracht door Eric Shipton, beschreven in het schitterende boek “Blank on the Map”. Vanaf hier lopen we aangelijnd, om te voorkomen dat we in een crevasse zakken, die door de sneeuwlaag niet te zien zijn. Houssain loopt voorop, constant met een stok in de sneeuw prikkend en zo onze route bepalend. In grote lussen slingeren we om de spleten heen. Toch zakt Hussain één keer bijna geheel in een spleet (en dat met ruim 25kg op zijn rug…). Dawood, de lichtste van het stel, ontdoet zich van zijn bepakking, is snel ter plekke en hijst Houssain uit de spleet.

De bevroren sneeuw kraakt onder onze voeten. Af en toe rust je uit door jezelf gewoon met je kont achterover in de sneeuw te laten zakken. Overweldigend uitzicht op de sneeuwvlakte, de verschillende gletsjers die hier samenkomen en de omringende graniettoppen en de massieven; zoals de Ogre (Baintha Brakk of wel 'Boeman', 7285 meter hoog) en de Lukpe Lawo Brakk.

Tilman was de eerste die hier in de sneeuw de sporen van de verschrikkelijke sneeuwman vond. Ze waren ongeveer 20cm breed, 50cm van elkaar verwijderd, rond en zonder een teken van tenen of hielen; ze waren drie tot vier dagen oud en 30cm diep. Volgens de sherpa's (…) betrof het een kleine variant van de yeti, de soort die mensen at, terwijl zijn grotere broer zich vooral te goed deed aan yaks. Wij komen ze niet tegen. Maar ook de gieren, steenbokken, beren en bharal, waarvan tegenwoordig veelvuldig sporen worden gevonden, laten zich niet zien. Wel zien we yaks en ibex! En horen we temidden van de sneeuw en rotsen het krassende geluid van de raven en zien we bij uitzondering een adelaar.

Hispar LaVanaf Base Camp (de naam dekt niet helemaal de lading, er is slechts een beschutte plek aan de voet van de pas waar een kamp opgeslagen kan worden, hoogte 4770 meter) gaan we omhoog. Het weer slaat om. Het begint te sneeuwen. Het wordt eerst grijs om ons heen en daarna heel erg wit. We lunchen in de sneeuw, aan de voet van het steile gedeelte (20° tot 30°) van de pas. Hiervandaan gaat we langzaam omhoog, 4 km lang de voetstappen van je voorganger volgend. Meer is er niet te zien. Vanochtend hebben we de pas duidelijk gezien, nu zijn we op anderhalf uur van de top en er is niets anders te zien dan een wit gordijn. Stap, stap, stap, de voeten zorgvuldig plaatsen in de sporen van je voorganger. Af en toe diep wegzakken in de sneeuw, af en toe wegglijden. Vermoeiend. Je herstelt je evenwicht door het touw waarmee je aan de anderen vastzit.

Snow LakeVlak voor de top komt de zon door en krijgen we als beloning een geweldig uitzicht op Snow Lake. De stemming wordt euforisch als we boven op de pas staan, 5151 meter hoog. De inspanning om boven te komen is even vergeten. Vanochtend hebben de dragers gebeden voor mooi weer, nu danken ze Allah dat we allemaal heelhuids boven staan (mooi, de harde stemmen die zingend Allah aanroepen, waar wij stilletjes glimlachend bij staan).


Hispar La

We gaan verder, om iets lager (en warmer?) te kunnen slapen. Helaas, het weer slaat weer om. We lopen weer in het 'witte niets', vermoeid, weer alleen de stappen van de voorganger volgend. Na een uur is de koek op. We besluiten midden in het sneeuwlandschap ons 'kamp' op te slaan. De dragers graven een kuil in de sneeuw en bouwen een soort iglo van sneeuwblokken, afgedekt met hun tentzeil. Wij stampen sneeuw plat en proberen in de sneeuwstorm onze (nog natte...) tent zo goed en zo kwaad als dat gaat op te zetten. Even uitrusten en daarna bij de dragers in de iglo thee drinken, soep maken en chappati's eten, lekker warm bij de stoof. Terug naar de vochtige tent, 'gelukkig' zijn de slaapmatjes en onze slaapzakken ook nat geworden…. voeg daarbij de kou en de genoegens van slapen op hoogte: het wordt niet echt een prettige nacht.

Dag 8: Hispar La - Kani Basha (4511 meter)
Etappes: 2
Duur: 4 uur
Hoogteverschil bij het afdalen: 700 meter
KlimNa een koude overnachting (voor ons, maar meer nog voor onze dragers) is het weer 's ochtends slecht. Sneeuw, regen en mist beperken het zicht. We wachten tot het beter wordt. Youssup en Niamat gaan op verkenning, de 'weg' is redelijk zichtbaar. Lopen in de versgevallen sneeuw, met daarop een dun ijslaagje, is makkelijker dan gisteravond het glibberen door de smeltende sneeuw. We lopen nog altijd aangelijnd. Mohammed loopt op kop, hij leidt ons de berg af, op zijn eigen karakteristieke, eigenwijze manier: letterlijk niet altijd het gebaande pad volgend. Af en toe breekt het witte omhulsel om ons heen, verder zie je niets. Afdaling is erg steil, we slingeren om de crevasses heen. Mohammed zakt één keer tot z'n middel in de sneeuw, af en toe komt de gehuurde ijsbijl van pas om een steunpunt voor onze voeten uit te hakken. Zonder grote problemen bereiken we de voet van de andere kant van de pas, op 5040 meter.

We gaan nu de Hispar-gletsjer op. Na een uur komt het sein: 'touw los'. Het gevaar voor crevasses is voorbij, het vervolg lopen we los en in ons eigen tempo. Dat van mij ligt wat lager. Volg de voetstappen. Rechts een hoge morenenwal, links een witte muur van sneeuw en mist. Knap dat iemand hier in het witte niets zo'n richtingsgevoel heeft, zonder het spoor van de voetstappen zou ik zeker verdwalen hier.

Het begint zachtjes te regenen en te sneeuwen, gevolgd door het favoriete onderdeel van de dag: klauteren over de morenenwal op weg naar de overnachtingplaats. Het kamp ligt weer boven de gletsjer, dus je moet omhoog klimmen/glibberen. Voetje voor voetje, met steun van Ali en Youssup kom ik in het kamp, 4511 meter. Aldaar hebben de dragers hun intrek weer tussen vier lage muurtjes genomen, hun blauwe tentzeil erover heen gespannen en de stoof aangestoken voor verwarming en om op te koken. Nu er twee dragers terug zijn gegaan is er meer ruimte en zitten we vaak hier te schuilen. Het is noodweer, sneeuw en regen teisteren het kamp. Annet stelt dat ze om 18:00u de tent gaat opzetten, ongeacht het weer. Tot die tijd zien we (rillend, verkleumd) toe hoe onze dahl (linzen) wordt bereid, gaat allemaal niet zo snel op hoogte. Geloof het of niet, om 17:45u klaart het op en kan de tent worden opgezet. Ik weet niet hoe snel ik droge kleren aan moet trekken en ik mijn slaapzak induik. Nacht is ook hier koud en nat, je ziet je adem, het regent en sneeuwt.

Dag 9: Kani Basha - Hagure Shangali Shan
Etappes: 1
Duur: 5 uur
Hoogteverschil bij het klimmen: 100 meter
Hoogteverschil bij het dalen: 200 meter

Om 5:30u loopt de wekker weer af. Met de sfeervolle beelden van de minder bekende bergen van de Karakorum in ochtendgloren eten we een stevig ontbijt (chapatti met omelet) en gaan we weer aan de wandel. We blijven weg van de Hispar-gletsjer en lopen over een bergpad aan de noordzijde. Uitzicht is geweldig, bergen gedompeld in nieuwe sneeuwvoorraden. Net als op de Biafo-gletsjer vormen beide zijden langs de Hispar-gletsjer een aaneengesloten rij van hoge, spitse bergen, waar her en der een gletsjer vanaf stroomt. We dalen sterk, ondanks een aantal pittige 'handen en voeten'-klimmetjes. We doen rustig aan vandaag, maken er een echte vakantiedag van. We maken veel foto's en zijn uiteindelijk vijf uur onderweg. Laatste uur is afzien, omdat je weet dat je er bijna bent en je achter elke bocht het blauwe tentzeil van de kamp verwacht te zien. Net voor het slechte weer begint (sneeuw) staat onze tent op een grote groene weide, met bloemen, bijen en vogeltjes op de achtergrond.

Dag 10: Hagure Shangali Shan - Pamuri Chhish gletsjer
Etappes: 1
Duur: 5 uur

HisparOm 07:00u op pad, gletsjer klauteren. De Jutmo gletsjer is voornamelijk door de breedte zwaar, technisch valt het mee. Slechts een paar steile stukken, af en toe hebben we handen en voeten nodig om over de ijsmuren heen te komen. Om 9:30u hebben we het achter de rug.Van de gletsjer leidt een steil pad omhoog, daarna lopen we (eindelijk) op een 'normaal' pad langs een bergwand. Iets meer dalen dan stijgen, zo schieten we lekker op.

Het oorverdovende geluid van de stilte, slechts onderbroken door je adem, je voetstappen en een paar natuurgeluiden; vallende sneeuw, vallende stenen of een enkele vogel of insect. Hier doen we het allemaal voor. Het uitzicht verandert, er komen groene weiden op de bergen. Van bovenaf heb je een goed uitzicht op de gletsjer. De Hispar-gletsjer is niet vlak zoals de Biafo, maar grillig.

In een gestaag tempo lopen we door, onderweg nog een morenenveld doorkruisend. Een uur voordat we bij het kamp zijn, sprint Houssain een heuvel op. De dragers hebben een 'mountain chicken' gezien én natuurlijk al zo'n 10 dagen nogal eenzijdig gegeten. Het diertje verschuilt zich onder een paar rotsblokken, die met vereende krachten door de dragers worden verwijderd. De oogst is letterlijk mager, een schrielkip is een betere benaming. Het dier krijgt de vrijheid, hier kunnen we niet met z'n allen van eten.

We hobbelen door, zien drie uit opgestapelde stenen bestaande bouwwerken (wat stellen ze voor, hoe komen ze daar?), steken een rivier over en slaan ons kamp op, op een rotswand. De dragers slapen in uitgehouwen rotsen.

Dag 11: Pamuri Chhish gletsjer – Bitanmal (3500 meter)
Etappes: 3
Duur: 5 uur
Hoogteverschil bij het klimmen: 200 meter
Hoogteverschil bij het dalen: 500 meter

Vandaag dalen we bij vertrek af naar de Hispar gletsjer en volgen 'het pad' (over steen en ijs), totdat we bij de kruising met de Pumori-gletsjer aankomen. De 'oversteek' valt mee, zouden we dan toch professionele gletsjerklauteraars zijn geworden? Toch nog een dik uur bezig. Dan begint de ellende eigenlijk pas: klimmen naar een hoger gelegen pad. De helling is supersteil, sommige stukken gaan recht overeind. Handen, voeten, rusten, vloeken, naar adem snakken, alles is nodig. Ook lijkt het eindpunt steeds verder te liggen. We hebben het allebei even gehad. Als we éénmaal boven zijn, en uitgehijgd zijn, rest de zoete gedachte dat we vanaf hier nog maar één gletsjer te overbruggen hebben.

BitanmalVanaf hier wordt alles groener. We lopen over bergweiden en door met gras begroeide dalen. Er stroomt water langs de route. Grappig dat je rituelen herkent. Zodra de dragers onderweg hout gaan verzamelen voor het kampvuur, zijn we vlakbij het kamp. Onze kampeerplaats, Bitanmal, is een grasveld groter dan een voetbalveld, waaraan een aantal lage stenen huisjes grenst. Alle beschreven kampeerplaatsen vanaf Askole zijn weliswaar benoemd, maar er woont niemand. Vaak is het niet meer dan een aantal in vierkant opgetrokken stenen muurtjes, waar de dragers hun blauwe tentzeil overheen kunnen spannen. Bitanmal is dus luxe voor de heren dragers, maar ook voor ons. Dawood meldt ons dat achter de omliggende heuvels helder, warm water te vinden is. Zijn aanbod om ons daar naar toe te brengen behoeft geen herhaling, onze laatste echt goede wasbeurt (van onszelf en van onze kleren) was in Baintha, een week geleden.

De tocht is bijzonder, ons bad ligt aan de voet van een steile zand/grind helling. We glijden naar beneden. Okay, warm is het water absoluut niet, maar met wat doorzettingsvermogen kun je je helemaal wassen t/m je haar. De schitterende omgeving (hoge bergen met witte pieken die weerspiegelen in het blauwe water), het echte 'back-to-basic'gevoel, weer 'schoon' te zijn, geweldig. We genieten een uur en gaan dan weer de steile helling op, waar we elkaar nodig hebben om boven te komen. Terug bij de tent, heerlijk nutteloos met mijn voeten in het water gezeten. Niets om me druk over te maken, of dingen die moeten gebeuren, of mensen die wat van mij willen. Die rust, zowel innerlijk als in de omgeving, dat gevoel is niet in geld uit te drukken. Mooie wereld. 's Avonds smaakt de dahl ook beter.

Dag 12: Bitanmal – Hispar (3000 meter)
Etappes: 3
Duur: 6 uur
Hoogteverschil bij het klimmen: 200 meter
Hoogteverschil bij het dalen: 700 meter

HisparPrincipe is vandaag gelijk aan alle andere dagen. Je hebt het kamp opgeslagen op ongeveer een uur van de eerstvolgende kruisende gletsjer, zodat je 's ochtends met frisse moed het grijsblauwe ijsmonster te lijf kunt. De Kunyaki gletsjer is niet breed, maar door de vele hoogteverschillen moeten we veel lussen maken waardoor we toch langer bezig zijn dan verwacht. Daarna heeft de gletsjer nog een verrassing voor ons: de steilste beklimming om weer bij het bergpad te komen. Heel rustig, voetje voor voetje, rusten na tien stappen. Weer door, shit misstap, kost lucht en energie, stop, hijgen, weer door, niet omhoog kijken hoe ver het nog is (vast ver), bocht, steil, denken: “je moet hier niet naar beneden vallen”, stop, diep adem halen, enzovoorts. Met hulp van Ali en Mohammed kom ik boven. Kijkend naar de achterliggende gletsjer, realiseer ik mij maar al te goed dat we het zwaarste gedeelte gehad hebben.

Daarna gaan we flink dalen. Alles wordt nog groener, we komen vee tegen en voor het eerst sinds ons vertrek uit Askole komen we 'locals' tegen. Na ruim 4 uur lopen gaan we lunchen, was ik ook wel aan toe eerlijk gezegd. Een uur luieren en we gaan weer op pad. We dalen tot aan wat nu de Hispar rivier is geworden. Stroomopwaarts is het einde van de gletsjer nog te zien. Het water raast onder de brug (dunne staalkabels en houten planken) door. Zo'n brug van het type 'ik heb ze wel eens beter gezien'. We bereiken zonder kleerscheuren de zuidkant (voor het eerst sinds Namla, ruim een week geleden). Een korte, heftige beklimming volgt naar het dorpje Hispar. De mannelijke bevolking is al uitgelopen om ons te bekijken. Annet trekt wijdere kleren aan en knoopt een zakdoek om haar hoofd, toch weer meer aanpassen aan de lokale stijl. Vrouwen werken op het land, er moet geoogst worden. Zij zitten met hun rug naar ons toe, of wenden het hoofd af als zij ons zien. Tussen de velden door lopen we naar het dorp, aan de andere kant is onze kampeerplek. Zo'n 20 mannen komen om ons heen zitten. Annet regelt in karakteristieke stijl de betaling van de tol voor de brug (30 roepie per persoon) en voor de kampeerplek (60 roepie voor 1 tent).

Tent staat wel weer top, mag ook wel zo langzamerhand. Ook zijn we het nu helemaal eens over de indeling. Day-packs in de punt van de tent zodat we daarop onze benen kunnen strekken, de grote rugzakken schuin in het hoofdeinde. 's Nachts de tent uit kan alleen in samenwerking met de partner. Ochtend- en avondrituelen (zoals aankleden) kunnen maar door 1 persoon tegelijkertijd worden gedaan, anders krijg je elleboogstoten.

De wereld is hier mooi, maar niet voor iedereen. De vrouwen, gesluierd, werken op het land, de mannen lummelen wat rond en vermaken zich met katapulten. Doel: de vogels in de berken rondom ons kampeerplekje.

Dag 13: Hispar – Huru (2700 meter)
Etappes: 2
Duur: 4,5 uur (20 km)
Hoogteverschil bij het dalen: 300 meter

Vroeger opgestaan dan anders (04:30u) om de hitte in de vallei voor te blijven. De jeeproad waar we op lopen is een verademing na alle met stenen bezaaide gletsjers die we op onze weg zijn tegengekomen. En dan gaat het ook nog eens bergaf, we halen bijna 4 uur lang eindelijk 'Hollandse' snelheden. Dan komt de laatste beklimming, die ons naar Huru brengt. Eerst is er wel een pad, wat daarna wordt opgeslokt door groene weiden. Slingerend van links naar rechts (om het hoogteverschil te acclimatiseren) ga je in etappes omhoog. Lopen, rust, lopen, rust, drinken, lopen etc. Dit gaat zo een klein uur door, dan zie je de huisjes en de rest van de 'deelnemers'. Tocht is ten einde, 130 kilometer in 12 loopdagen – hoogteverschillen van 2700 tot 5151 meter, lijkt weinig. De betrokkenen weten beter.

Heerlijk relaxen in de 'oase' van Huru (niet meer dan een woonhuis en een gebedsruimte), een boomgaard en een vijver. De rust is geweldig en wordt alleen verstoord door vliegen en het geschreeuw van de herder als zijn geiten zich tegoed willen doen aan zijn aardappelplanten. Het blijft een reis van extremen, kou en hitte, bergen en dalen wisselen elkaar af. Gisteren de drukte van Hispar, nu slechts gezelschap van twee gesluierde vrouwen en drie mannen.

Hiervandaan nemen we een jeep naar Ganesh (bij Karimabad) in de Hunzavallei. De Hunzakut zijn verwant aan de soldaten van Alexander de Grote, die niet meer naar huis terugkeerden. Het dal van de Hunza is een van de mooiste streken van de hele Karakorum; rotsen, bergstromen, abrikozenbomen en de met rest en mais beplante terrassen. Houssain is vanuit Huru doorgelopen naar Nagyr om het vervoer te regelen.

Huru-Gilgit
's Ochtends 9 man in een jeep gepropt, onderweg Houssain nog opgepikt. In Ganesh betalen we de dragers. Eén voor één komen ze het kantoortje binnen van de organisatie waar we de geleende keukenspullen achterlaten. Ze identificeren zich met een pasje en krijgen hun geld. Ali krijgt de fooi die hij weer mag verdelen over de groepsleden. Ieder krijgt een woord van dank, Mohammed, Dawood en Ali een aanbevelingsbrief (op hun eigen verzoek). Vervolgens in een Suzuki busje gezamenlijk naar Gilgit. Twee uur over de Karakorum Highway, ik was hier twee jaar geleden voor het laatst, voor Annet is het slechts drie weken geleden. Sommige delen herken ik, andere indrukken zijn nieuw. Goed om dit weer een keer te zien.

Gilgit
Gilgit is een andere wereld. Van de absolute stilte, het niets naar een 'stad'. Gemotoriseerd verkeer, veel mensen (mannen want vrouwen zie je hier nauwelijks). Meer dan gemiddeld zie je vogels, maar hoor je ook de generatoren die brullen… Volop keuze in voedsel en drank. Konden we ons in de vrieskou geen voorstelling maken van de hitte, nu kun je je niet voorstellen dat we het 's nachts niet warm konden krijgen.

We nemen afscheid van de dragers, geven nog wat overtollig materiaal aan hen. Zij reizen hiervandaan door naar Skardu. We nemen intrek in het hotel van mr Karim, North Inn (goed eten, goede kamers en een binnentuin waar je erg ontspannen de dag kunt doorbrengen). Hij heeft ons allebei goed geholpen, dus hij mag wel wat klandizie terug verwachten van ons. Mr Karim is zelf niet in Gilgit, maar wordt prima vervangen door Akhbar Shah. Na een paar dagen rust regelen we met hem ons vervolg: vanuit Gilgit reizen we met een jeep via Chitral naar Rawalpindi. Kosten: 14.000 roepies.

Gilgit-Chitral
Chitral is een afgelegen en geïsoleerde regio van Pakistan. Dit komt door de natuurlijke ligging. In het noordoosten is de vallei alleen te bereiken de Shandur Pas, in het zuiden via de Lowari Pas. Afghanistan is de westelijke buur. De weg vanuit Gilgit volgt de Gilgit-rivier, langs bruinrode bergen en groen beboste (populieren) valleien. Het uitzicht is geweldig, alleen moet je jezelf dat wel steeds blijven vertellen, want anders ga je dit normaal vinden. De weg zal volgend jaar beter zijn wordt ons steeds verteld, we halen 25 km per uur gemiddeld. Nu wordt er gewerkt aan verbeteringen: keien worden handmatig weggehaald, jongens borstelen de weg egaal (gehurkt, met een handvegertje). Hoe arm moet je zijn om dit werk te doen?

Onze chauffeur, Sjergean (een ex-militaire chauffeur), neemt ons mee naar zijn huis. We gaan de weg af, de rivier over en rijden zijn dorp in. Bij hem thuis kussen de vrouwen onze handen en komt uit alle hoeken en gaten voedsel tevoorschijn. Ook de andere dorpsbewoners komen langs: zijn kinderen, neven/nichten, klasgenoten, buren, zijn vader (mooie statige man die met respect wordt behandeld). Ruim een uur genieten we van de gastvrijheid, dan weer verder. Annet achter in de jeep, voor onze chauffeur 'mem sahib', voor mij Jacky Kennedy (sjaal om het hoofd plus zonnebril), zelf voelt ze zich de koningin, vrolijk terugzwaaiend naar iedereen die het bijzonder vindt dat onze jeep langskomt.

Tocht voert ons over typische Aziatische weggetjes: langs de kant opgestapeld stenen/keien als muurtje, daarachter lage huisjes. Op de weg: schoolkinderen gekleed in uniformen (jongens in blauw hemd en grijze broek, de meisjes in lange grijs/groene hemden, grijze broek en groene hoofddoek). Later verandert het uniform voor beide geslachten in geheel zwart, ook zien we meisjes in blauwe hemden, witte broek en witte hoofddoek. Opvallend: kinderen met een echt ouderwets leitje. Verder op onze weg: mannen met takken/hooi op de rug, ezeltjes bepakt en bezakt, schapen, geiten en kippen die voor de jeep uitrennen. Vrouwen in kleurig outfit, twee vlechten in het haar en een geborduurd kleurig hoedje op het hoofd. Meisjes die water halen of vee aan het hoeden zijn.

Onze weg naar de Shandur pas voert door plaatsjes als Ghalagmuli en Teru. Roodbruine bergen flankeren de weg, langzaam wordt het minder groen, wordt het kouder en kom je minder mensen tegen. Van degenen die je tegenkomt vraag je je weer af: ”waar komen ze vandaan en waar gaan ze naartoe?” De pas zelf is één grote vlakte, 20 km lang. Hier worden traditionele polowedstrijden gespeeld (op 3800 meter hoogte, 's werelds hoogste polo ground) tussen teams uit Chitral en Gilgit. Een jaarlijks folkloristisch spektakel sinds 1936, waar nu weinig van te merken is. Het 'stadion' is leeg, de vlakte is vrijwel verlaten. Alleen een checkpoint, wat gelukzoekers die koek en thee proberen te verkopen aan passanten (komen er hier meer dan tien auto's per dag langs?) en veel kleine padden zijn ons gezelschap hier.

We bereiken in twee dagen Chitral. Rond de bazaar zoek en vind ik een hotel (Tourist Lodge), met kamers voor 150 roepies (echt speciaal alleen voor mij, omdat ik zijn vriend ben…). We blijven hier twee dagen. De eerste dag brengen we in Chitral zelf door. Eerst moeten we ons registreren bij de politie om de tweede dag de Kalash vallei in te mogen. Duurt even: alles wordt handmatig ingevuld en daarna door de ambtenaar gecontroleerd. Daarna de moskee bekeken en het oude fort van de prins waar helaas niets aan wordt gedaan. Hmmm, met wat ondernemingsgeest zou je hier iets geweldigs van kunnen maken: slaapzalen voor backpackers, kamers voor de iets kritische reiziger, een restaurant met 'local dishes'.

Terug in ons hotel krijgen we gezelschap van twee Belgische dames, in gezelschap van een zieke chauffeur, een corpulente gids en hulpje Hassan, die een maand geleden nog met Annet en haar groep heeft gereisd. De Belgen leven op constante voet van oorlog met hun begeleiders, eerlijk gezegd hun eigen schuld. Reizen in Azië betekent flexibel zijn, de waarheid van het moment als dé waarheid beschouwen. Niet verwachten dat het eten om 19:30u wordt opgediend, maar blij zijn dat er eten wordt opgediend. Planningen zijn er om aangepast te worden.

We zitten hier op slechts enkele tientallen kilometers van de grens met Afghanistan. Hier zitten dan ook veel gevluchte Afghanen. Dit blijkt o.a. uit het restaurant 'Kabul'. Buiten Chitral is een vluchtelingenkamp, buitenlandse hulpverleners gebruiken Chitral als uitvalsbasis.

KalashEen dag later gaan we naar de Kalash valleien rondom Chitral. De inwoners, Kalashi, zijn de enige niet moslims in Pakistan. Het verhaal gaat dat ook zij afstammelingen zijn van soldaten uit het leger van Alexander de Grote (327 voor Christus). We gaan naar de meest afgelegen vallei (Birir), in de hoop dat deze het minst toeristisch is. Onderweg merk je dat je steeds verder van de bewoonde wereld afkomt. Smalle weggetjes, minder mensen, geen auto's. Doel is het plaatsje Guru. Het ligt in een groene vallei, her en der een huis, uiteraard een rivier door het dorp. We volgen de rivier stroomopwaarts naar het volgende dorp. Onderweg komen we niemand tegen, het dorp is verder ook erg rustig, onze aankomst lijkt niemand te interesseren. We genieten van de rust, veel contact met de bevolking is er niet bij, ook niet in een nog hoger gelegen dorp. Dat contact verandert als we op de terugweg de plaatselijke school binnenlopen. De leraren, drie voor vijf klassen, spreken Engels en de kinderen vinden het allemaal prachtig. Annet geeft Engelse les, laat kinderen hun naam en hun gezinssituatie vertellen. Mooie beelden, verlegen jochies en stille meisjes in traditionele kledij.

We zoeken onze chauffeur op, delen een kan thee en melden ons bij de plaatselijke Bromsnor om onze 'entree' te betalen voor de vallei, 100 roepies per persoon. Daarna gaan we met Shabir (een 'local') het dorp Guru door. De huizen zijn van hout, schots en scheef door en boven elkaar gebouwd, donker, rokerig en weinig spullen. Lage krukjes om op te zitten, her en der wat keukengerei, een kast, kleding hangend over een soort waslijn. De deur van de huizen is (volgens bijgeloof) altijd naar de vallei gericht. In het dorp staan naast de deur (ter bescherming) ook nog een paar traditionele uit hout gesneden Gandao-beelden van hun goden.

Vanuit Chitral reizen we in één hele lange reisdag naar Rawalpindi (13 uur totaal in de jeep). We verlaten de Chitral vallei over de Lowari-pas. Veel bomen langs de kant van de weg, groene berghellingen. We schieten aardig op, we zijn 'te vroeg' (11:45u) in onze geplande overnachtingplaats Dir. We besluiten zo ver als mogelijk te komen. Het is warm, stoffig, vermoeiend. Je neemt na uren in de jeep minder op van de omgeving. We volgen vanmiddag weer een stuk van de Karakorum Highway. Grappig, onze chauffeur heeft hier nog niet eerder gereden, Annet wijst de weg die gelijk is aan haar route van drie weken geleden. Vanaf Mardan (17:00u) nemen we een 'local' mee. Onze gids kan geen borden lezen en is nog nooit in Rawalpindi geweest, weet ook niet dat rode stoplichten 'stoppen' betekenen, let niet op tegenliggers of kruisend verkeer, gelooft ons niet als we in 'Pindi' de weg wijzen, blijft rustig de weg vragen als we één stoplicht van ons hotel verwijderd zijn… Verder is het een prima vent, een uitstekende chauffeur die geen enkel risico nam op de smalle bergwegen. Hij is een trotse man, die positief verrast werd door onze fooi, want hij was zelf niet tevreden over zijn service.

Rawalpindi

In Hotel Paradise Inn is er weer een hartelijk weerzien met mr Karim en de manager van het hotel. Gevoel van 'thuiskomen'. De resterende dagen gebruiken we om onze terugreizen te regelen. Dat gaat bij Annet niet van een leien dakje. Alle vluchten zitten bomvol, wachtlijsten zijn overvol. We maken gebruik van onze relaties in de reiswereld. Uiteindelijk drinkt Annet thee met de vice-president (een vrouw!) van de PIA (Pakistan International Airlines, ook wel 'Perhaps I Arrive'). Eén dag voor vertrek komt het verlossende bericht: Annet heeft een 'confirmed ticket'!

Tijdens één van de regeldagen van Annet ga ik naar het Taxila museum, een uur buiten Rawalpindi. De vlakte tussen Peshawar en Rawalpindi stond vroeger bekend als Gandhara. In de eerste eeuwen na Christus ontstond hier een Boeddhistisch rijk, dat op het hoogtepunt strekte van het Indiase subcontinent door Centraal Azië heen naar China. Handelscontacten vonden plaats met de oude Grieken. Hiervandaan heeft het Boeddhisme zich dus verspreid naar China. Taxila was één van de belangrijkste steden van dit rijk. Er zijn opgravingen gedaan, waarvan de belangrijkste vondsten te zien zijn in het museum: vooral de boeddha beelden zijn indrukwekkend, De verschillende opgravingen zijn ook te bezoeken, echter niet allemaal even interessant. Bij de Jaulian-site zijn de stupa's weg maar de rest van het klooster is goed bewaard gebleven. Zowel in het museum zelf, als bij de opgravingen klaagt iedereen over het feit dat de opgravingen niet worden voortgezet wegens geldgebrek. Er zit nog zoveel in de grond, maar voorlopig blijft dat er in zitten. Beetje zuur dat ik dit meekrijg op Defence Day (6 september 2001). Vandaag wordt de start van de oorlog met India in 1965 herdacht. In Islamabad zijn de hele dag parades, op tv is alles te volgen. Er wordt nog steeds met India gebakkeleid over Kashmir.

Maandag 10 september weer aan de slag. Een dag later is de militaire situatie in en om Pakistan en het buurland Afghanistan het middelpunt van alle aandacht. Negatieve berichtgeving overheerst rondom de Islam. Dubbele gevoelens overheersen. Tijdens onze bezoeken aan Pakistan hebben we ons nooit onveilig gevoeld en zijn we altijd omringd geweest met alle mogelijke gastvrijheid en hartelijkheid. Respect over en weer voor elkaars levenswijze. De beelden van anti-Westerse betogingen passen totaal niet bij het beeld wat wij van Pakistan hebben. Hopen op betere tijden.

Meer foto's in het fotoboek
Home





Copyright 2003 - Annet Blanken & Lode Broekman