De Zijderoute
Eeuwenlang vormde de Zijderoute de belangrijkste verbindingsweg tussen China, Centraal Azië en Europa. Vanaf zijn beginpunt, de hoofdstad Chang'an (nu Xi'an) liep de route westwaarts naar Lanzhou. Hier werden de karavanen samengesteld; de kamelen zwaar beladen met dure zijde en brokaat. Bij Anxi splitste zich een weg af naar het noordwesten, van Hami, Urumqi en Yining en verder naar Centraal Azië naar het land van de vliegende paarden. Deze noordelijke route kende ook een aansluitende route via Dunhuang naar Korla. In het troosteloze gebied van de oase Loulan, waar nu atoomproeven worden gehouden, hield voor de Chinezen de wereld op.
Van Dunhuang liep langs de zuidrand van de Tarim-bekken met de Taklamakan-woestijn via de jadestad Khotan en Shache (Yarkand) de Zuidelijke Zijderoute naar Kashgar. Over dit traject kwamen niet alleen vreemde goederen als glas, wijndruiven en perzikken en gouden munten het land binnen, maar ook vreemde wereldbeschouwingen die de Chinese cultuur beïnvloeden.
Beijing-Jiayuguan
We zijn met de trein door het noordwesten van China op weg naar Jiayuguan. Deze treincoupe is 34 uur lang onze wereld. De heuvels van Binnen Mongolië gaan over in bergen. Groene vlaktes die de strijd met het hete klimaat aangaan; brandende zon, geen neerslag. We proberen contact te maken met onze buurtjes, maar een westerling die chinees probeert te spreken wordt met grote ogen bekeken. Vervolgens storten ze een vloed van woorden over ons uit. Waarna het “ting bu dong” (= ik begrijp het niet) het enige is wat ons nog rest om te zeggen. We hebben nog even nodig voordat we de taal weer paraat hebben. De nieuwsgierigheid van onze medepassagiers naar ons activiteiten is, in vergelijking met zeven jaar geleden, gebleven. De opdringerigheid is verdwenen. Ook hier is men vaker met een westerling geconfronteerd. Gebleven zijn de uniformen van het treinpersoneel, de marsmuziek die de stipt op tijd vertrekkende trein begeleidt, het omwisselen van je ticket voor een metalen plaatsbewijs, de 'muziek' over de luidsprekers. Nieuw is dat er zowaar een vuilnisbak per 'ruimte' van zes bedden is, waar ook nog eens gebruik van wordt gemaakt. De dame tegenover ons eet onverstoorbaar haar zonnebloempitten; openbrekend met de tanden en de schilletjes op de grond spugend. We doen menig middagdutje, waarschijnlijk de vermoeidheid van de vlucht en het wachten op het treinstation, maar ook de hitte slaat aan. Naast lezen en eten (noodle bakjes waarop we het hete water gieten dat in de typische Chinese waterkannen gehaald kan worden) doen we verder niets dan hangen en Chinezen kijken en bekeken worden. De 34 uur zijn zo voorbij met het kijken naar het uitzicht van dorpen, lelijke industriesteden, woestijn en 3 kuddes kamelen. Tijdens de dag: regen in de woestijn! Opvallend detail: bijna iedere chinees draagt wel een mobiele telefoon.
Om 22:00 uur komen we aan in Jiayuguan, onze eerste 'standplaats'. Bij het verlaten van de trein lopen er nog twee korte broeken plus rugzak en een reisgids in de hand; Japanners, Taiwanesen, 'overseas Chinese'? Het blijken 'gewoon' Chinese toeristen te zijn, twee studenten. Hun Engels en ons Chinees is voldoende om samen een taxi te nemen naar het Xiangcong hotel. Aldaar aangekomen onderhandelen onze vrienden een flink stuk van de prijs af en slapen we per 'stel' voor Y20 (€ 3) per nacht op een dorm.
Vanochtend blijkt, als we gevieren gaan ontbijten, dat de taxichauffeur ons bij een ander hotel heeft afgezet, in ruil voor commissie. Wij kunnen de grap daar wel van inzien! Mooi corrupt land is dit toch.
Ons eerste Chinese ontbijtje is geweldig. Op een marktje, plastic tafels en houten banken zonder franje. Eerst rondlopen, kijken wat de pot schaft dan aanschuiven; heerlijke dumplings. Vervolgens regelen we buskaartjes voor morgen naar Dunhuang. We moeten helaas in deze provincie ook de PICC-verzekering erbij nemen (lees: betalen). In geval van een ongeluk krijgt onze familie dan wel Y100.000 bij eventueel overlijden uitgekeerd. Geeft dit nu juist een geruststellende gevoel of juist niet? Vijf kilometer ten westen van Jiayuguan bevindt zich het einde van de Chinese Muur, of zoals je zelf wilt, het begin. Hier staat ook het Jiayuguan Fort dat indertijd de westgrens van het Chinese Rijk markeerde. Nu loopt het 'rijk' nog ca 2000 km door naar het westen. Het Fort stamt uit de Ming-dynasty ofwel 14e eeuw, maar is niet al te lang geleden gerestaureerd. Het is op klassieke Chinese manier puntgaaf herbouwd en trekt voornamelijk Chinese toeristen. Naar het westen loopt de oude, op enkele plaatsen ingestorte, muur. Hier zijn geen kantelen en geen stenen zichtbaar. Wel een lemen enkelvoudige opgetrokken muur.
Richting het oosten loopt echter een volledig gerestaureerd gedeelte van een drie meter brede muur, net zo puntgaaf als en vergelijkbaar met de muur bij Badaling-Beijing. We volgen dit gedeelte en komen bij een volgende ticketoffice. Want niets is gratis in China. Hier kopen we een kaartje om over de nieuwbouw muur een stijl stukje de heuvel op te mogen klimmen en daar van het uitzicht te genieten. Aan de ene kant uitzicht op de grijze heuvels en Gobi-woestijn. De andere zijde toont het zicht op Jiayuguan; industrie en lelijke flatblokken in de woestijn.
Het interessantste 'bouwwerk' van Jiayuguan stelt eigenlijk helemaal niets voor. Een paar kilometer ten westen van de stad eindigt de muur. Bij een afgrond (een rivier stroomt meters diep) staan de resten van een wachttoren en de muur. Duizenden kilometers hiervandaan begint deze verdedigingsmuur die de barbaren buiten moest houden (tevergeefs). Met uiterste verbazing concluderen onze Chinese vrienden dat juist hiervoor geen entree betaald hoeft te worden, terwijl we voor het Fort Y45 per persoon neertellen en ook zelfs voor het nep-Badaling moesten betalen. Een kind klautert op de resten van de wachttoren, een familie picknickt op de resten van de muur. Er is geen controle en geen respect voor wat duizenden kilometers verderop een dure goed onderhouden, historisch belangrijke (ook wel antieke), toeristenattractie is.
“Call me Mike, my English name”, iedere chinees heeft een zelfbedachte Engelse naam. In dit geval is dat ook wel nodig, omdat we zijn naam zo lekker verkeerd uitspreken dat we hem 'varken' noemen. Ik ben blij met het feit dat onze Chinese vrienden Jiao en Mike dezelfde problemen hebben als ons bij het onderhandelen; de taxi naar het Fort is goed betaalbaar. Echter voor de terugweg wordt het dubbele gevraagd. Zolang ze dit geintje (en afzetten bij een ander hotel) ook met hun eigen landgenoten uithalen, hoor je ons niet klagen.
Jiayuguan-Dunhuang
Zo'n reisdag van 6,5 uur in de bus is weer een belevenis op zich, waar we eigenlijk al snel aan wennen. We stappen rond 08.45 uur in de bus, controleren nog even of de bagage wordt ingepakt en wachten tot de bus vertrekt. Aangekondigde vertrektijden worden nooit waargemaakt, echter opvallend is dat er nu enkele Chinese toeristen hierover problemen maken. Om 09.30 uur vertrekken we, volgepakt. De machtigste man aan boord is de bijrijder. Hij regelt het geld, organiseert de zitplaatsen, bepaalt wanneer, waar en waarom wordt gestopt. Verder aan boord: complete families en de eerder genoemde Chinese toeristen. Het binnenlandse toerisme is enorm toegenomen. 'Individuele' Chinese reizigers met een Chinese versie van een 'Lonely Planet'-reisgids in plaats van de zeer irritante grote Chinese groepen in overvolle luxe bussen.
De muziek, die over de speakers schalt, is populair Chinees. Menigeen zingt mee (niet altijd even goed). Jammer genoeg dumpt iedereen zijn/haar vuilnis nog steeds uit het raam of onder de stoel of in het gangpad. Er hangt een 'niet roken'-bordje, wat stelselmatig wordt genegeerd met de bijrijder voorop! Kinderen zijn of bang voor ons of zeer geïnteresseerd. Ouders daarentegen hebben geen aandacht meer voor ons. Hun aandacht gaat nu uit naar hun zo klein mogelijke Motarola (geen Nokia) en hun t-shirts met daarop groot een, al dan niet bestaand, internetadres (http://www.nike.com.cn). We hebben haast, er wordt niet gestopt voor een lunch. Twee keer wordt een plaspauze ingelast in de nabijheid van kraampjes waar eten en drinken wordt verkocht. De ruimte die we hebben (twee plakkerige stoelen) benutten we zo comfortabel mogelijk, de benen zitten altijd in de weg, de stoel kan niet achteruit en gezien de hitte leidt lichamelijk contact tot zweten. Toch dutten we af en toe in; de voorgaande nacht kende een hoog jetlag-gehalte. Het landschap is mooi maar redelijk eentonig: zand af en toe groen, bergen in de verte, her en der een ruïne en zandstormen. Bij aankomst nemen we lachend afscheid van onze medereizigers, terwijl de enige overeenkomst de gezamenlijke busreis was.
Dunhuang (Frank van Rijn heeft tijdens zijn fietstocht door China dé manier gevonden om dit uit te spreken, en wel als 'Don Juan' in het Spaans,) is een stuk aantrekkelijker dan Jiayuguan. Een 'beheersbaar' centrum, her en der wat verdwaalde café's, veel fruit te koop en een razendsnel internet. We slapen in het 5 Olympic Rings Hotel; dit klinkt duurder dan het is. Een 4 persoons-dorm die we voor 2 personen claimen, douche verderop in de gang, net als de stinkende wc. Het beloofde 24-uur warm water blijft uit, maar de sleuteldame laat ons in een luxe kamer waar dit nog wel het geval is.
Dit land blijft boeien; de mensen, het uitdagende karakter, de schitterende natuur en cultuur. Vreemd dat er al een week voorbij is en dat we morgen pas onze tweede bezienswaardigheid bezoeken.
Topdag. Op pad naar de Mogao-grotten, één van de belangrijkste reisdoelen van deze trip. Minibusje in, wat vervolgens rondjes gaat rijden om meer passagiers op te pikken. Dit duurt gelukkig niet te lang, in tegenstelling tot het Chinese gebruik: vertrek vindt slechts dan plaats als minimaal alle plaatsen bezet (lees betaald) zijn. Waarna we in een klein half uur naar de grotten rijden. Het is mooi weer (dat hadden we ook niet anders verwacht in de woestijn). Voor ons, in de zandstenen wand, zijn vele honderden Boeddha-grotten uitgebikt. We zijn verplicht die paar grotten, die we mogen zien, in een groep te bezichtigen. Na onze tassen en fototoestellen bij een loketje te hebben afgegeven (omdat fotograferen in de grotten ten strengste verboden is) haken we aan bij een groepje Engelsen, die duidelijk minder interesse hebben in dit geheel dan wij. Onze gids werkt hier al 20 jaar, helaas is dat niet aan zijn Engels te horen …
De grotten zijn 1000 tot 1500 jaar oud. Niet alle grotten bevinden zich in originele staat en daarvoor is deels de tijd verantwoordelijk. Nog meer invloed dan tijd hebben enkele Westerse ontdekkingsreizigers op deze grotten gehad. Na zware omzwervingen door de woestijn haalde Sir Aurel Stein hier rond 1900 vele manuscripten en fresco's weg en ook het oudste gedrukte boek ter wereld uit 868. Een jaar later haalde de Franse ontdekkingsreiziger Paul Pelliot de meest waardevolle van de overgebleven documenten weg. Niet veel later bivakkeerden er Witrussische soldaten uit Siberië in de grotten, die met hun kampvuren vele fresco's 'beroeten'. Daarna kwamen ook de Rus Sergei Oldenburg en de Amerikaan Langdon Warner langs, deze laatste zaagde vele muurschilderingen uit de belangrijkste grotten. Meer hierover is te lezen in het geweldige boek Foreign devils on the Silk Road van Peter Hopkirk.
Veel grotten hebben dezelfde opzet en indeling: een voorportaal met daarachter de hoofdgrot. In het midden en vaak ook achter in de hoofdgrot bevindt zich een beeld van een zittende, staande of liggende 'past' of 'present' Boeddha, bijgestaan door bodhisattva's. De muren en plafonds zitten vol met schilderingen van 1000 boeddha's, vandaar ook de naam duizend boeddha-grotten. Daarnaast zijn er ook familietempels. Waar we afbeeldingen van donateurs vinden met goudbedekte gezichten. Lege plekken waar ooit de 'gestolen' fresco's en beelden hebben gestaan. De Indiaase en Griekse invloeden worden door ons wel, maar door de gids niet herkend. Ook de beschadigingen door moslims worden niet benoemd. Uiteraard wel de Westerse bemoeienissen.
Aan het einde van de middag als het niet meer zo heet is, gaan we op de fiets naar Mingsha Shan, de zingende zandheuvels. Heerlijk om je in China op een fiets voort te bewegen, baas over je eigen snelheid. We weten dat we op de juiste plek zijn aangekomen doordat er een hele rij souvenirstalletjes en roepende dames ons al staan op te wachten. Een ouderwets onvriendelijke Chinees (gelukkig bestaan ze nog) stuurt ons naar een fietsenstalling, we besluiten maar weer eens ongehoorzaam te zijn aan de Chinese regels en zoeken een andere route. Die vinden we, langs een kinderpretpark in aanbouw. De zandheuvels zijn prachtig en het toeristencircus eromheen valt nog mee. Natuurlijk moeten we betalen om van de 'trap' gebruik te maken om de zandduinen te beklimmen. Maar vanaf daar is er niemand meer die ons een rit op een kameel wil verkopen.
We zijn ruim op tijd boven om naar de zonsondergang te kijken. Helaas wordt ons geduld op de proef gesteld. Het uitzicht is fantastisch, de bijbehorende zandstorm niet. Het zand snijdt in op onbedekte lichaamsdelen en gaat overal zitten. De camera knarst bij het scherpstellen. Langzaam zakt de zon en worden de lange schaduwen op de duinen zichtbaar. Doordat het wat bewolkt is, wordt het licht niet perfect. De zandstorm houdt aan en na 3,5 uur zijn we het wel zat. Het mooiste beeld krijgen we te zien als we bij de ingang terugkijken, schitterende contrasten.
Later op de avond slenteren we over de nightmarket. Niet groot, veel van hetzelfde. Ieder bot, elke graat wordt op tafel of op de grond gespuwd. Ze smakken, slurpen, schransen, boeren en winden naar hartelust (al is het stukken minder dan bijvoorbeeld 7 jaar geleden). Een goed 'restaurant' herken je aan het Chinese geschreeuw, de rotzooi op en om de tafel en de vette vlekken op het tafelkleed van, wie weet hoe, lang geleden. Wij eten er niet minder smakelijk om. Een trendy meidengroep treedt op en staat vooral stijf en stil. Als we weglopen, zwaaien er een paar; hoop op internationale roem? We geven ze weinig kans.
Dunhuang-Hami
We passen onze plannen aan; we vertrekken vanavond naar Hami, in plaats van morgenochtend naar Turpan. Heerlijk dagje; lang op een terrasje (natuurlijk in de schaduw) zitten. Eten, drinken, beetje lezen en met ander reizigers kletsen. Prettig om de laatste berichten te horen over busverbindingen, de zuidelijke route en waar wel/geen problemen te verwachten zijn. Een van de mannen is vanuit Barcelona over land onderweg naar Japan en heeft daar 9 maanden voor uit getrokken. Weer anderen weten nog niet wat ze nu precies willen en vragen om raad, wel/niet naar Xinjiang (ook hier heeft Frank van Rijn een uit te spreken alternatief voor bedacht: Sint Jan). Het geplande vertrek van 14.00 uur wordt wegens gezelligheid uitgesteld naar 18.00 uur.
In twee uur tijd rijden we met de bus naar het treinstation in Liuyuan. We moeten de dame achter het loket overtuigen dat we echt naar Hami willen en niet naar Turfan zoals al die andere Westerlingen. Geen slaapplaatsen te krijgen. We hopen op een moderne trein anders zitten we de hele weg op hout. Voor het station wachten we op een stenen trapje terwijl het donker wordt. We verbeteren het Engels van een Japanner die Chinees studeert in ruil voor een paar nieuwe woorden Chinees. De jochies die om ons heen darren, moeten lachen om onze goedkope tickets, dat hadden ze toch niet verwacht van die rijke buitenlanders! Rond 22.15 uur wordt iedereen uit de wachtkamer naar het perron gestuurd. Spoorwegpersoneel marcheert keurig langs de wachtende menigte. In de verte zijn de koplampen van de trein naar Urümqi al te zien. Ook aan de reizigers kun je zien dat je naar het Noorden gaat. De brede gezichten, de ronde ogen van de Oeigoeren domineren de Han-chinezen hier. De rit naar Hami duurt slechts 3 uur en we hebben comfortabele stoelen. De airco staat op maximum, terwijl de lichtkrant aangeeft dat het buiten op dit tijdstip nog 27 graden is. Fleecejack aan tegen de kou. Voor onze medepassagiers zijn onze stevige stappers het belangrijkste onderwerp van gesprek.
Om 01.35 uur komen we in Hami aan. Alle stations in China zien er hetzelfde uit. Groot en met veel badkamertegeltjes. We laten ons kaartje controleren bij de uitgang en lopen ons ontvangstcommité tegemoet; de lokale vereniging taxichauffeurs. We passeren hen lachend en lopen naar het eerste beste hotel tegenover het station. Eerst onderhandelen over de prijs, dan eindelijk slapen.
Hami staat niet in de Lonely Planet, wat een goede reden is om hier naar toe te gaan. Weinig Westerse toeristen, wel veel Chinese. En die verstoren helaas onze rust in de Huiwang Mú, een moskee met tombes en prachtige muurschilderingen. In eerste instantie lijken het tegels, echter na een grondige inspectie zijn het de hulplijnen die de verwarring brengen. Zwaluwen fladderen en kwetteren vrolijk om ons heen, echter enkele vliegen zich een hersenschudding of een coma tegen de balken of een muur. Hami is islamitisch; alle teksten staan zowel in het Chinees als Arabisch, de vrouwen dragen een hoofddoek, mannen een dopa en de gezichten zijn Turks. De stad is wereldberoemd in China om zijn Hami Guá, ofwel meloenen. Deze meloenen worden hier op straat vanuit de ezelskar verkocht voor Y0,5. Mooie straatbeelden in de oude lemen moslimwijk.
Hami-Turpan
Treinkaartjes naar Turpan voor vanavond zijn er niet, dus nemen we een sleeperbus. Dit scheelt een overnachting en dan rijden we rechtstreeks naar Turpan. De bus bestaat uit drie rijen bedden, met een boven en onderbed. Uitzicht in het donker op prachtige woestijnlandschappen; rode zonsondergang, zandduinen, woestijn bestaande uit zand- en steenvlaktes en een lange weg afgebakend door roodwitte paaltjes. Veel vrachtverkeer dat de hele nacht doorrijdt op de tolwegen waar vroeger op een dagmars afstand van een kameel caravanserai's stonden.
Om 03.00 uur stopt de bus op de 'snelweg'. Een Chinees gilt “Tulufan” (Chinees voor Turpan). Lode schreeuwt terug dat wij er hier uit moeten, ik ben ondertussen door het gegil ook wakker. Een taxi brengt ons naar het, door boeken aanbevolen, Oasis Hotel. Op dit tijdstip geen normale kamer te krijgen (wel de veel te dure luxe kamers). We lopen door Turpan by night en zelfs nu is het ongelovelijk heet! Turpan is dan ook de warmste plek in China.
Niks rustig oasestadje in de woestijn. Deze stad is ook al weer gemoderniseerd en raast met heel China mee in de vaart der ontwikkelingen. Veel neon, brede wegen met nieuwe gebouwen en een soort van arcade, begroeid met druivenranken waaraan veel druiventrossen groeien.
In het Tulufan Hotel vinden we wel een kamer, die we met een Japanner delen. Ook Japan vaardigt veel individuele toeristen af naar China.
Lode haalt de gemiste slaap in en schuift op de middag voor 'ontbijt' aan bij de Tulufan-versie van John's Information Café-keten. Oeigoer-muziek op de achtergrond en hopen op een briesje. Verder doen we weinig en dan nog loopt het zweet in stralen van ons af (gisteren was het slechts 45 graden). Lopen geeft zelfs even verkoeling, mits je in de schaduw van de arcade blijft. Met drie andere reizigers proberen we een tour voor morgen te regelen. Op de middag is Turpan een spookstad, het is te warm en iedereen doet dan ook een middagslaapje.
Ook in Turpan is China geen China. Ons Chinees is hier onverstaanbaar, de mensen zijn eerder Turks dan Chinees, alles is tweetalig, de tijd wijkt af van Beijing, de gebruiken zijn Arabisch.
Wel mogen wij deel uitmaken van de typische Chinese gebruiken. Ruim een uur wacht Lode bij de Bank of China om geld te wisselen. Van loket naar loket (en soms weer terug). Eindelijk bij het goede loket, staan er twee mensen voor hem die duizenden Yuans ophalen. In twee plastic zakken wordt het kapitaal afgevoerd. Twee minuten later staat ook Lode buiten, echter met een fractie van het bedrag van zijn voorgangers.
In plaats van een standaard bezoek aan Emin-Ta te brengen tijdens een dagtoer, besluiten we aan het begin van de avond de hobbelige en stuiterende minibus nr. 6 door de stoffige moslimwijk te nemen. En lopen het laatste stuk naar de Emin-Ta. Deze minaret is leuk, maar de omgeving is leuker; in de oude moslimwijk zien we typische lemen huizen met een soort van opbouw met gaten voor ventilatie en koeling voor het drogen van de druiven. Bovenop, voor de huizen of op de binnenplaats een bed om 's middags een midddagdutje te doen en 's avonds koel te slapen. Mooie mensen; oma's en opa's knikken enthousiast naar ons. Jochies spelen een partijtje voetbal en een moeder wiegt haar kind op de binnenplaats in een typische houten schommelwieg. Over de wijngaarden heen hebben we zicht op de minarette. En met enige verbazing zien we aan de overvolle druivenranken ook rozijnen hangen.
Laat op de avond gaan we met James op de nightmarket iets eten. Geweldige plek: tientallen karren vol met eten. Vrouwen en mannen bereiden het eten voor, vlees aan de spiezen rijgen, dumplings vouwen, noodles draaien, de kebabs roosteren. Daartussen lange rijen met tafels, waar de kommetjes voor thee al klaar staan. Eerst lopen we een ronde over het plein langs alle stalletjes om te kijken wat er te halen valt. Aanwijzen, even wachten en dan genieten. Mannen zitten op straat in grote getale rondom een tv, goede gesprekken, goede temperatuur. Turpan leeft 's avonds!
Vandaag gaan we met een toer langs de toeristische attracties in de omgeving. Ik heb een busje geregeld bij de CITS. Samen met James, Matt en Becky gaan we onze eigen route volgen. Of? Er zitten nog twee Chinezen in de bus, die hele andere plannen hebben. Na een felle discussie werken we eerst gezamenlijk ons programma af en is de bus daarna voor hen. Typisch staaltje georganiseerd Chinees toerisme: de CITS wil zoveel mogelijk geld verdienen zonder enige service, Chinese toeristen trappen er massaal in (meestal met rode petjes op massaal achter de gids aan die met gele vlag en megafoon voorop loopt) en wij dus nu ook.
We bezoeken eerst de tombes bij Asanti. Drie tombes zijn open, in een liggen twee mummies. De mummies zijn interessant, maar de site is niet spectaculair.
Dat verandert als we bij Gaochang aankomen, de oude ruïnestad Karakhoja. Eerst het Chinees toeristisch pandemonium, maar eenmaal door de oude stadsmuur heen, staan we in een stad - 1600 jaar oud. Een stoffig pad voert ons 3 km lang naar het centrale plein. Donkey carts in deze stoffige omgeving geven het idee dat we in het wilde westen rondlopen. Langs de ruïnes van huizen met meerdere verdiepingen. Het oude klooster toont nog enkele boeddhistische schilderingen, hoewel de gezichten vervaagd zijn door het weer of door mensenhanden (islamitische beeldenstormers of ordinaire gouddieven). Ontdekkingsreiziger Albert von le Coq heeft hier destijds behoorlijk huisgehouden en spullen weggenomen.
Ik constateer dat er eigenlijk helemaal niet betaalt hoeft te worden voor al deze sites. Zodra je een 30-tal meter voorbij de ticketoffice loopt, is het mogelijk om 'zo' naar binnen te lopen. James ziet dit voor de rest van de dag als zijn uitdaging.
Onderweg naar onze volgende site rijden we langs de 'flaming mountains'. Helaas is er door het bewolkte grijze weer weinig vlammends te zien.
Ook in de Bezeklik-grotten hebben ontdekkingsreizigers als Aurel Stein en Von le Coq muurschilderingen verwijderd. De laatste trof in het begin van de 20e eeuw de grotten vol zand aan. Hij zaagde zo'n beetje alle schilderingen uit de grotten en bracht ze naar een museum in Berlijn (uiteindelijk zijn de meesten in de Tweede Oorlog verloren gegaan). Later kwamen fanatieke moslims hier naar toe, sloegen de beelden kapot en bekrasten (vnl de gezichten) alles wat Von le Coq had achtergelaten, omdat volgens de Islam er geen afbeeldingen van goden gemaakt mogen worden. We verwachten de 67 grotten, die uitgehakt zijn in de wand van een imposante bergkloof, leeg aan te treffen. In de praktijk is er daardoor juist meer te zien, omdat we beter opletten en op zoek zijn naar details, aanwijzingen en beschadigingen. Ook hier weer 1000 boeddha's op het plafond en afbeeldingen van de donateurs in de ruimtes. De gestolen muurschilderingen zijn in grote panelen uit de muur gezaagd. Als wij alles bekeken hebben, staat James ineens naast ons. Geen makkelijke afdaling, maar het is hem gelukt zonder betalen binnen te komen. Echt interesse voor de grotten heeft hij niet, dus gaan we naar de volgende site: een museum over de karez, een ingenieus irrigatiemethode van 1600km tunnels waardoor water vanuit de bergen naar de oase van Turpan wordt geleid. Matt is door zijn studie hierin erg geïnteresseerd. We weten echter al dat het museum niet veel voorstelt, dus we laten verstek gaan. James weet ook hier op een sneaky manier binnen te glippen en zwaait naar ons als een koning vanaf zijn bordes.
Onze laatste stop is Jiaohe, een 1300 jaar oude lemen ruïne stad boven op een rots, tussen twee canyons. Kleiner dan Gaochang, maar beter behouden (Unesco). Je hoeft hier minder over fantasie te beschikken om de stad tot leven te brengen. De bevolking woonde in het oosten en westen van de stad in huizen die waren uitgehouwen in de rotsen of gebouwd met modder. Ten noorden een grote boeddhistische tempel, daarachter stupa's waar de as van overleden hoge monniken wordt bewaard. In het zuiden een regeringsgebouw, 3 verdiepingen hoog en zeer groot in oppervlakte. We beginnen langzaam aan de hitte te wennen, maar niet aan het felle licht.
Ik loop heerlijk in alle rust tussen de oude 'gebouwen' en straatjes te struinen, staat James ineens weer naast me, volledig onder de modder. Ondanks dat we op een hoge rots staan, die omringd wordt door rivieren heeft hij het gepresteerd, zij het met enig vallen, om ook hier de mannen van de ticketoffice te omzeilen en naar boven te klauteren …
's Avonds rijden we met 4 Engelsen anderhalf uur vanuit Turpan de woestijn in waar we tussen de zandduinen zullen overnachten. Het zand brandt onder onze voeten en we zakken er diep in weg. We klauteren op een hoge zandduin: om ons heen allerlei vreemde figuren die ontstaan zijn door het rondstormende zand tussen de kammen van de duinen. Bij het donker worden ontstaan meer en meer schaduwen rondom de kammen. Geweldige omgeving. We laten ons onder veel gegil, geren en gerol weer naar beneden vallen. Henry speelt gitaar en de rest 'zingt' de teksten mee. Nirvana, Sam Cooke, Oasis, Beatles maar ook de Carpenters komen voorbij. Het bier, hiervoor is nog speciaal een stop gemaakt, vloeit rijkelijk maar is slecht (lees: te weinig) ingekocht. Lode en ik vallen ergens een keer in slaap, de jonkies blijven de hele nacht op. Minpuntje: bewolking! Er is geen ster of volle maan te zien en ook geen zonsopgang. Maar ook de eeuwige wind, die voortdurend zand onze richting opstuurt werkt niet echt mee. Slapen in de buitenlucht is geen succes. Met onze kleren aan, zonder beschutting heeft het zand vrij spel. Om 06.30 uur komt onze chauffeur ons halen om ons mee terug te nemen naar Turpan.
Terug in Turpan gaan we eerst ontbijten. Het regent! De warmste plek van China en wij hebben het genoegen (alweer) regen in de woestijn mee te maken. We besluiten niet nog een toeristische dag in te lassen maar te genieten van de rust. We halen kaartjes, lezen wat en wachten tot de douche om 15.00 uur opengaat zodat we de extra kilo's zand, die in onze kleren en op alle onmogelijke plekken is gaan zitten, kunnen lozen.
Turpan-Korla
Busstation Korla. Na een busreis van 10 uur zijn we hier aangekomen. De lol zat vandaag weer in de zekerheden en onzekerheden van het openbaar vervoer. Ruim op tijd waren we vanochtend bij het station van Turpan. Er gaan meerdere bussen op hetzelfde moment weg, omdat onze bestemming geen eindstation is, heeft het geen zin de karakters te ontcijferen. Het busnummer 7500 is nergens terug te vinden, dus moeten we de dame in het blauwe overhemd met rode armband en gele opdruk maar geloven dat dit de goede bus is. Het is de meest krakkemikkige bus die er op het station staat. We vertrekken een uur later dan gepland door de communistiche partij. Nu vinden we dat toch lastig omdat we in Korla hopen 'aansluitend' een sleeperbus dwars door de woestijn naar Khotan te kunnen nemen, zodat we daar net op tijd zullen zijn voor de zondagsmarkt. In de bus zijn we weer de enige Westerlingen en maken we snel onderdeel uit van de 'familie'. Chinezen, Oeigoeren, een enkeling duidelijk afstammend van Russen en een jongen die zo uit een Bollywood film uit India is gestapt. Hij spreekt geen Engels, echter wel begrijpelijk Chinees (iets wat nog wel eens anders was de laatste paar dagen in deze regio). Na de gebruikelijke vragen die voor de hele bus vertaald worden 'Waar komen jullie vandaan?', 'Waar gaan jullie naar toe?', 'Zijn jullie getrouwd?' en de zorgelijke blik als blijkt dat we geen kinderen hebben, wordt er eten en drinken uitgewisseld.
De rit voert ons door zeer afwisselend landschap. Vanuit Turpan rijden we eerst nog door groene velden. We verlaten de oase en dan bestaat het uitzicht, zowel links als rechts, slechts uit woestijn. Na een paar uur rijden we de uitlopers van het Tian Shan-gebergte in. Dit is het mooiste gedeelte. Onze bejaarde bus kruipt langzaam omhoog de hellingen op. Na dik 6 uur stoppen we bij een paar tafels en bankjes naast een open keuken, hier eten we de heerlijkste So Mian. Dit zijn noodles op z'n Oeigoers, met veel groene pepers, tomaat, paprika en bonen. De veel te hoog opgetrokken prijs meer dan waard!
Korla-Khotan?
We, (oftewel de bus) halen Korla, tegen verwachting, ongeschonden. De stad ligt echt in de middle of nowhere en bestaat voornamelijk uit industrie en er is niets spannends te doen, we willen hier zo snel mogelijk weer weg. De ticketoffice is al dicht. We vragen bij een paar sleeperbussen “Khotan?”, echter iedereen roept “Urumqi!”. Uiteindelijk wijst iemand ons naar een dichte bus: Hetian (Khotan op zijn Chinees). Na wat wachten, mogen we tezamen met een 3-tal lokalen instappen. We rijden eerst nog een rondje door Korla op zoek naar medepassagiers. Wat extra tijd op een rit van 28 uur door de woestijn maakt ook niet meer uit, we zijn al blij dat we dezelfde dag nog door kunnen.
Niets is minder waar. Vertrek: “jintian” (vandaag) wordt “mingtian” (morgen). We keren terug naar het busstation en er wordt ons medegedeeld dat we morgen om 06.00 uur vertrekken. “Is dat Beijing- of Xinjiang-tijd?” “Klopt” is het antwoord. Niet echt duidelijk en omdat we bang zijn dat we ons verslapen, vragen we of we die paar uurtjes in de bus mogen slapen. Na wat onderhandelen lukt dat, of zijn ze die Westerlingen die niet willen begrijpen dat ze in een hotel moeten slapen gewoon zat? Vertrek: 06.00 uur wordt 08.00 uur en wordt uiteindelijk 09.00 uur voordat we wegrijden om weer dat rondje rond Korla te maken, op zoek naar extra passagiers en een uur stilstaan. Het beloofde vertrek van 10.30 uur wordt bijgesteld naar 12.00 uur, maar om 12.00 uur staan we nog steeds stil op een vage parkeerplaats in de moordende hitte. Iedere vraag “wanneer vertrekken we?”, wordt opnieuw beantwoord met uitstel van 2 of 3 uur.
Het is meteen gedaan met mijn enthousiasme over de verbetering van het openbaar vervoer in China; georganiseerde en gecomputeriseerde kaartverkoop, met plaatstoewijzing en controle van kaartjes. Dat was 7 jaar geleden wel anders! Helaas bleek op weg naar Korla de stoelnummering (wij hebben 1 en 2 – de beste plaatsen) niet van toepassing en zitten we op slechte hobbelige plaatsen achterin boven het wiel met weinig beenruimte. Ook hadden we daar vertraging. Nu in Korla doen ze niet aan kaartverkoop naar Khotan en al helemaal niet aan vertrektijden! We gaan de zondagsmarkt in Khotan mislopen. Proberen te blijven relaxen en een boek te lezen.
Ik heb me aardig over onze standaard Westerse 'smetvrees', ook wel: 'overdreven goorheid vermijden', heengezet. Ik slaap op reeds beslapen bedden (en ja, we zien vele voorbeelden hoe hiermee wordt omgegaan door de Chinezen). Zogenaamde omgespoelde theekommetjes zet ik direct aan mijn mond en drink, zonder daarover na te denken. Stinkende wc's onderweg gebruik ik met mijn neus geblokkeerd en geen oog voor wat er reeds onder me ligt of de zwerm vliegen die dit rekt. Ik lig zelfs op een stinkende deken (met ongedierte ?) in de schaduw van de bus een boek te lezen. Het enige dat ik stug blijf volhouden is mijn handen en gezicht wassen (vnl na de wc-gang) en deo gebruiken; terwijl ik weet dat mijn omgeving mijn zweetlucht toch niet zal ruiken, omdat ze zelf nog harder stinken. Als we douchen, wassen we standaard de kleren die we aan hebben. Dat lukt dus niet als je drie dagen achter elkaar bust, maar met een beetje deo voel je je in ieder geval fris. OK, er wordt minder gerocheld, getuft, geboerd en scheten gelaten en er zijn schonere/frissere Chinezen, maar op de een of andere manier niet in deze omgeving.
We wachten nog steeds, met vijf reizigers is de bus nog lang niet vol. Om ons heen: het herladen van de zo typische blauwe Chinese trucks (geen makkelijke job in deze hitte oa zware motoren en ijzeren pakketten), eetstalletjes, rijen taxi's en een bouwplaats waar zo nu en dan met veel kabaal puin door een roestige koker naar beneden wordt gestort. Vergeet niet het aanhoudende getoeter op de achtergrond. Ook om 15.15 uur wijst niets op een mogelijkheid van vertrek. Ons boze toneelstukje haalt niets uit en dat we onze spullen onder uit de bus willen al helemaal niet. Laat nu net degene met de sleutels er niet zijn! We besluiten om, als het voorgestelde vertrek van 16.00 uur niet doorgaat, ons met een taxi naar het treinstation te laten brengen. Dan hebben we het al over 19 uur wachten! We houden vast aan onze principes, vnl omdat ze de bagageruimte onder de bus niet willen openen; dwz dat ze zogenaamd de sleutel ervan niet hebben.
Korla-Kuqa!
Om 16.30 uur zitten we dan toch in een taxi naar het treinstation; de 3 mannen van de bus nog steeds lachend, echter nu van verbazing, achterlatend. Plannen zijn er om gewijzigd te worden: de zondagmarkt van Khotan hebben we al gemist, dus gaan we het vanaf Kashgar via de zuidelijke route opnieuw proberen. Nu gaan we eerst naar Kuqa. De trein gaat pas morgenochtend, dus laten we ons naar het busstation brengen. Lode ontfermt zich over de bagage en probeert de vertrekkende bussen, terwijl ik kaartjes probeer te kopen. “Mei you, jintian”, niet vandaag meer. Zoals ons boek al vermeldde, krijgen we weinig medewerking in Korla.
Lode heeft een vertrekkende bus naar Kuqa gevonden; klokslag 17.00 uur en dat is nu! Zonder kaartjes sprinten we er achteraan. De Oeigoer-regelaar van de bus heeft haast, gooit de tassen in de bus en maakt twee plaatsen voor ons vrij. Een Chinees moet zijn twee kaartjes inleveren, terwijl ik daar netjes het bedrag voor betaal dat op het kaartje vermeld staat. Ik begrijp de haast niet helemaal , maar ze hebben de gang er goed in. We halen alles en iedereen in, de weg is een drama; kuilen, stof en omleidingen. De bus heeft per 2 uur ca 10 liter water nodig voor koeling en dat zorgt er voor dat we onze plasstops krijgen. De omgeving is bekend: rechts het Tian Shan-gebergte, verder een 'groene' woestijn afgewisseld met oases met typische Oeigoer dorpjes, ezelskarren en brommertaxi's. Maar ook industrie en oliewinning en her en der de lelijke Chinese gebouwen.
Na vier uur worden we door de politie gestopt in een dorp, net als alle andere vrachtwagens en bussen. De chauffeur moet zijn papieren inleveren. We hangen wat rond, genieten van het dorpse leven, de sterrenhemel boven ons en het spookbeeld dat ontstaat in de schemering door het stof en de uitlaatgassen in de lichten van de tegemoetkomende bussen. We eten samen met een oude Oeigoer een meloen en eten typische vettige Oeigoer-vleesbroodjes. Ik speel wat met de kinderen uit de bus. Een uur wordt drie uur wachten. We besluiten samen met drie jonge Chinese toeristen een brommertaxi te nemen, omdat het er naar uitziet dat het de hele avond gaat duren voordat de politie ons doorlaat. Met 5 man, dicht op elkaar en rugzakken achterop, stofbijten in het donker. De brommer heeft het er moeilijk mee. We moeten continue uitwijken voor tegemoetkomende vrachtwagens die ons verblinden met hun lichten. De wachtende rijen zijn kilometers lang. We schieten bij een uitwijk-manouvre van de weg en de chauffeur probeert via een schuin stuk weer terug de weg op te rijden. Helaas geeft hij te weinig gas en in slowmotion slaan we, door het overgewicht, achterover. Precies waar Lode en ik zitten. Het is vooral de schrik en het idee dat we klem zitten dat ons allemaal doet gillen. Het dak is afgebroken en we pakken elkaar zo goed en zo kwaad als dat gaat in het donker weer bij elkaar. Naast wat gehink en forse schaafplekken lijkt er niemand ernstig gewond. Er moet haast worden gemaakt want de politie is in aantocht. We verdelen ons over twee brommertaxi's en schieten een zijweg in. Door de bomen heen zien we de politie stoppen op onze 'onheilsplek'. Nog met de schrik in de benen, pruttelen we door, nog meer hobbels en stof. We worden uiteindelijk afgezet bij een grote bouwplaats: de reden van al dit oponthoud. De tegenliggende vrachtwagens mogen hier langzaam een voor een door een soort van rivier rijden. Gelukkig is er een soort van planken bouwbrug, waar ook auto's overheen rijden, waar we overheen kunnen lopen. Het is een grote chaos en de lichten van de auto's verblinden ons volledig als we naar de andere kant proberen te komen. We vinden na wat zoeken een taxi, die ons ook nog eens met z'n vijf'en wil meenemen.
Om 02.00 uur rijden we uiteindelijk de laatste 40 km naar Kuqa. Een hotel vinden blijkt het volgende obstakel. Onze Chinese vrienden weten uiteindelijk een goedkoop bed te vinden in een Oeigoer-verblijf, maar deze wil geen (mag geen) buitenlanders opnemen. Wij sukkelen naar het reeds gesloten Chinese Mini Mao-hotel, bonken op de aluminium deuren en Lode gilt op z'n beste Chinees “Wei” en nemen een overprijsde kamer. Hier kunnen we gelukkig op dit tijdstip ook nog lauw douchen. En dat is nodig, zowel na enkele dagen bussen als na onze duikeling (we zitten volledig onder het stof!). Om eindelijk om 04.00 uur in ons bed te rollen. Natuurlijk zitten we in een typisch Chinees hotel en rochelt en schreeuwt er altijd wel een van onze buren hard over de gang. Om 10.00 uur loopt een kamermeisje binnen, waarschijnlijk enthousiast babbelend dat ze de kamer komt schoonmaken. We vragen ons af, waarom door heel China het bordje 'do not disturb' toch juist averechts werkt? Drie maal hard “Qu ba”, ga weg roepen heeft het gewenste effect … We proberen nog wat uit te slapen na alle consternatie van de afgelopen etmalen.
Kuqa is een overwegend Oeigoer-stad, heeft wel de lelijke Chinese gebouwen en wegennet, maar is toch echt Oosters. De Oeigoeren zijn wel islamitisch, maar redelijk progressief. Ze drinken bier en vrouwen hebben meer vrijheid dan bijvoorbeeld in Pakistan. De vrouwen weten zich beter te kleden en zien er beter uit dan de Chinese vrouwen. We ontbijten op de bazaar en genieten van de bedrijvigheid om ons heen en de omgeving; kebab en pilau-stalletjes onder een Arcade. We zoeken een taxi, die ons naar de boeddhistische Kizil grotten wil brengen. Vreemd genoeg weigeren de Oeigoer-taxichauffeurs ons mee te nemen. Willen ze niet of mogen ze niet? De eerste de beste Chinees die we aanhouden, heeft er geen moeite mee. Het is ons al eerder opgevallen dat de 'officiële'/betere banen hier door Chinezen worden vervuld; bank, trein en toerisme.
Een bijzondere rit van een dik uur volgt. Door de woestijn, daarna door een grillig gebergte met rood gekleurd gesteente, over een heuvelkam naar een rechte vlakte waar we uitzicht hebben op een nieuwe reeks bergen. We slaan 'ergens' links af en rijden een dal in. Net als bij Dunhuang en Bezeklik liggen de grotten zeer afgelegen. Ze zijn uitgehouwen in een rotswand, die over een oase en een rivier uitkijkt. Net als bij de twee eerder genoemde locaties zijn de grotten nu voorzien van een betonnen wand die voor de oorspronkelijke ingang staat. Het doel is tweeërlei: bescherming tegen de elementen van de natuur en tegen ongewenste bezoekers.
De Kizil grotten zijn tussen de 4e en 14e eeuw gemaakt. Kuqa was destijds een van de belangrijke plaatsen aan de Zijderoute en stond bekend om zijn goede muzikanten en danseressen. Zij traden langs de gehele Zijderoute tot en met de toenmalige hoofdstad van China, Chang'an op. Afbeeldingen van deze muzikanten zijn dan ook terug te vinden in de muurschilderingen. De grotten zijn verdeeld in een oost- en west-gedeelte. Lang niet alle grotten kunnen worden bekeken. De meeste zijn traditioneel opgebouwd; links en rechts op de muur schilderingen van verhalen over het leven van boeddha. Op het plafond 'duizend boeddha's' al dan niet dezelfde afbeelding die met een mal werd herhaald. Deze boeddha's hadden bladgoud op hun gezicht, wat er in de loop der tijd is afgeschraapt of beschadigd door moslims (vaak zijn het de ogen die zijn weggekrast).
Achter in de grot staat een pilaar met daarin een nis die werd gevuld met het beeld van Sakayamuni, de boeddha van het heden (terwijl in Dunhuang ook beelden van de boeddha uit het verleden en van Maitreya, boeddha van de toekomst, hebben gestaan). De U-vormige gang rondom de pilaar werd weer beschilderd. En langs de achterwand werd een beeld van de liggende boeddha, op zijn rechterzij – op weg naar nirvana, geplaatst. Net als in Bezeklik zijn veel muurschilderingen verdwenen. Stein en Vonn le Coq hebben ook hier honderden schilderingen weggezaagd. En verzonden naar diverse musea in Europa. In een van de grotten is op de lege plek, waar eerste een schildering stond, een tekst geschreven waarin de Chinezen de daden van beide heren scherp veroordelen. De rode kleuren van de schilderingen zijn verkleurd naar zwart, waardoor het allemaal wat donker wordt. Toch zeer indrukwekkend. Hoe mooi moet het er wel niet in de originele staat hebben uitgezien. Doordat deze grotten dichterbij de 'bron' (India /Pakistan) liggen, zijn er meer invloeden uit die regio (Gandara) en Griekse invloeden herkenbaar. Deze grotten vormden verder weer een bron van inspiratie voor de grotten naar het oosten toe (zoals Bezeklik en Dunhuang).
Op de terugweg rijden we langs het treinstation (wat overigens ver buiten de stad ligt). We informeren naar de vertrektijden, kopen nog geen kaartje. 's Avonds doen we ons best een Chinees restaurant te vinden om eens een uitgebreid en gezonde maaltijd te nemen. De enige die we kunnen vinden, heeft een onduidelijke menu en ons woordenboek biedt geen uitkomst. Dan maar weer naar de bazaar, waar de keuze zich beperkt tot noodles, pilau of kebabs. En dat hebben we nu al vele dagen achter elkaar gegeten. Dan gaan we maar voor de snack, gezouten broodjes met (vet) vlees aangevuld met onze zoveelste meloen. We besluiten nog wat rust te pakken en niet met de trein van 05.00 uur naar Kashgar te vertrekken maar die van de middag.
Kuqa-Kashgar, 1e poging
Tja, alweer blijkt de planning te veranderen. Foutje, de tweede trein naar Kashgar vertrekt niet in de middag maar om 11.00 uur. We lopen net rustig het station in, als 'onze' trein het station uitrolt. Een vriendelijke Oeigoer schiet ons te hulp. We proberen op het busstation een bus naar Kashgar te vinden, maar ook die zijn er vandaag niet meer. Lode gaat met onze nieuwe vriend achter op de motor opnieuw naar het treinstation om kaartjes voor morgenochtend 05.00 uur te halen. Helaas, lunchpauze. Dus onverrichte zaken terug om een slaapplaats te regelen. Als we bij een guesthouse zijn, schrikt onze nieuwe vriend Adil van de prijzen en biedt hij aan om bij hem te overnachten. Hoewel bij hem … Hij logeert weer bij zijn vriend Achmed. We stemmen in, een goede gelegenheid om wat van het dagelijkse leven en de gastvrijheid van Xinjiang mee te krijgen. We 'twijfelen' nog wel enigszins, waar komen we terecht en zijn we deze mensen niet teveel tot last? Het 'not far' van Adil blijkt veel verder te zijn dan hij ons heeft toegezegd. We stappen na een stuk lopen op de lokale bus, die ons naar de oude moslimwijk van Kuqa brengt. Wat een verschil met de moderne Chinese wijken. Veel oude kleine lemen huizen, populieren langs de stoffige paden, her en der een koepel op een huis en een mooie oude moskee. Bij de eindhalte laden we onze bagage op een brommerscooter, die ons verder van de Chinese 'beschaving' brengt. Over onverharde paden, tussen ezelskarren door staan we 15 minuten later voor de deur van Achmed's huis. Het huis is groot en pas nieuw gebouwd. Achmed woont hier met zijn moeder en zus. Met gepaste trots leidt hij ons rond. Rondom een binnenplaats (overdekt met druivenranken) staan diverse vertrekken; keuken, opslag, douche (die nog aangesloten moet worden) en het woongedeelte verdeeld over verschillende kamers. Een stucadoor is bezig een van de ruimtes af te werken. Of beter gezegd: kijkt hoe zijn vrouw dat doet. Niet vervelend om hier onder de druivenranken met een schaal abrikozen en meloen een rustdag door te brengen. Het dorpshoofd (?) en andere mannelijke buren komen even poolshoogte nemen. 'Waar komen ze vandaan?', 'Zijn ze getrouwd?' en 'Hoe lang blijven ze?', de vragen verzinnen we er zelf wel bij.
Achmed en Adil gaan opnieuw proberen treinkaartjes te halen en wij blijven in alle rust achter. Moeders komt thuis, we knikken en groeten “Asalaam Aleikum' en helaas blijft het daar bij. Want naast de begroeting zijn Ragmat (= dank) en Goosh (= daag) de enige Arabische woorden die we kennen. Gelukkig hebben de buren al aan haar verteld dat haar zoon deze buitenlandse bezoekers hierheen heeft gebracht. Ze is meteen in rep en roer. De zit/tafel/bank waarop we zitten moet eerst schoongemaakt. Broden en thee met grote bonken kandij worden klaargezet. Ik wil helpen, maar we begrijpen elkaar helemaal niet. Ook niet als ik in de keuken aangeef dat ik de afwas wel kan doen. Deze voor mij onbekende vrouw slaat me hartelijk op mijn rug en omhelst me twee maal schaterlachend. Gezamenlijk met de dame die de boel stuct zitten we met zijn vieren geheel ontspannen en in stilte onze thee te slurpen om het (te) oude brood weg te spoelen.
De moeder is lerares Chinees, evenals haar zoon en dochter. Maar vandaag even geen school, maar koken voor de gasten. Het gehak in de keuken klinkt gezellig en vooral het idee dat dat speciaal voor ons. Niet alleen wij worden goed voorzien: Pa en moe zwaluw vliegen af en aan naar een nest met piepende jongen. Het nest is gebouwd in een leegstaande kamer. De ramen staan open, de ouders scheren steeds tussen de spijlen door als ware stuntvliegers.
De wc is 'ergens buiten', niet een waar je heengaat als je niet echt hoge nood hebt. Eerst is er de lucht, vervolgens stoot ik mijn hoofd (het hokje is ca 1,5 mtr hoog) en dan moet er gebalanceerd worden op een paar krakende en buigende planken boven de resten van de voorgangers. Ben toch blij als ik zo'n avontuur weer overleefd heb.
De mannen komen opnieuw zonder kaartjes terug en willen naar de stad. Achter op een ezelskar leggen we hobbelend het eerste gedeelte van de route af. Achmed leeft zo'n beetje op zijn motor en rijdt of vooruit of achter ons aan. Na de busrit ontmoeten we Zenab, het vriendinnetje van Adil en haar vriendin Gul (voor ons Trijntje Oosterhuis). We lopen kriskras door de nieuwe Chinese stad. We moeten in een aparte kamer in een 'luxe' restaurant kebabs eten. Waarbij de heren bier drinken en wij dames braaf kokosmelk. Hoe liberaal onze vriend verder is, zijn denkwijze 'als de man praat, hoort de vrouw haar mond te houden' maakt het onmogelijk een goed gesprek met Zenab aan te knopen.
Midden op een foeilelijk kruispunt worden er nog foto's (wisselende samenstelling) genomen en vertrekt Gul naar huis. Zenab helpt ons een kadootje voor de gastvrouw uit te zoeken, voordat ook zij naar huis vertrekt. Wij willen onderhand wel terug om de pilau te even die onze gastvrouw aan het bereiden is en nog een paar uur slaap te pakken. Onze vrienden denken er anders over. Het ultieme uitgaansleven in Kuqa is op een Chinees terrasje met buitenlanders te zitten; denk daarbij aan witte en roze plastic tafels en stoeltjes naast een soort van BBQ-stalletjes aan een drukke verkeersweg. Vervolgens al je vrienden bellen of zij ook komen bier hijzen. De vrienden zijn of studievrienden of jonge collegaleraren van Achmed. Eindelijk scheuren we achterop de motor van Achmed en vriend door de hobbelige en stoffige wijk (en dat in dameszit!) terug naar onze gastvrouw. De mannen gaan terug naar de stad; wij krijgen alsnog de (vette) pilau voorgezet. Ik heb mijn tanden al gepoetst, als moeders ook nog met noodlesoep komt. We doen haar vele werk geen eer aan en proberen nog net 4 uurtjes slaap te pakken. Die worden echter verstoord door thuiskomst van Adil en zijn mobiele telefoon die nog 2x afgaat. Achtergrond geluiden; de Kuqa-rivier en blaffende honden.
Kuqa-Kashgar, 2e poging
Om 03.00 uur, het is nog pikkedonker, zitten we klaarwakker te wachten tot Adil eindelijk ook zo ver is. Achmed heeft zijn buurman gewekt die ons met zijn brommertaxi naar het station zal brengen. Ware het niet dat de brommer nog uit elkaar ligt en met veel moeite weer in elkaar wordt gezet en absoluut niet van plan is te starten. Een warme omhelzing van Mama en met veel (tegen-) gepruttel hobbelen we weg. Volledig klem omdat we met vier man en bagage achterin het bakje zitten. In eerste instantie zien we elkaar niet, omdat de bagage tot aan het dak zit. Na wat herschikken zitten onze benen volledig klem. En de rit van ruim een half uur is dan ook verre van comfortabel. Uiteindelijk moeten we nog een uur wachten op het station; alweer geen kaartverkoop. We kopen uiteindelijk een perronkaartje voor Y1 en proberen op de trein een kaartje te kopen.
Met anderhalf uur vertraging vertrekt de trein richting Kashgar. Uitzicht op de rode bergen van het Tian Shan-gebergte, dan weer dichtbij dan weer veraf. Groene velden rondom de spoorlijn, afgewisseld met de leegte van de woestijn. In de trein (hardseater) komen we een oude bekende Brandon uit Dunhuang weer tegen. Tevens een Franse dame die haar vriend gaat opzoeken die in een expeditie zit om de Muztagh Ata met fiets op de nek te beklimmen en daarbij een poging wil wagen om in het Guiness book of records te komen om op de hoogste plek ooit te fietsen. Waarna ze samen overland naar Tibet gaan fietsen. We brengen onze tijd door met lezen, praten al dan niet met een Chinees, uit het raam kijken, genieten van het moment, slapen, eten (instant noodle soep) en heet water drinken. In ons treinstel: veel aandacht weer. Sommigen durven ons aan te spreken, een enkeling leest mee in onze boeken, een ander deelt een meloen met ons.
In Kashgar blijkt dat de fiets van Nadine (nog) niet is aangekomen. Met Brandon laten we ons meenemen door een gereedstaand busje van het Qinibag-hotel, hoewel we eerst ergens anders willen kijken voor onze overnachting. De gratis rit naar het hotel beschouwen we als stadstoer langs onder andere het Mao standbeeld en de Id kah moskee.
Het Oeigoerse Noorbisje-guesthouse waar we naar toe willen, ligt verscholen achter een grotere straat. Klein, knus, gezellige binnenplaats, douche 200 mtr verderop en ergens een stinkende wc. Helaas mogen ze geen buitenlanders huisvesten, dus keren we terug naar het Qinibag. We zakken, na het inchecken, neer in het Caravan Cafe. Nadine sluit met de groep expeditieleden aan en we hebben de volgende uren genoeg koffie, chocoladetaart als gesprekstof. De recordpoging is mislukt, maar er zijn genoeg mooie verhalen.
In de schemering wandelen we in de straten rondom de moskee. Mooie huizen met tierelantijnen en her en der een koepeltje. Op straat is van alles te koop, alles beweegt. Maar ineens staan we weer in China; brede straten, lelijke gebouwen, foute lantaarnpalen, neonverlichting en toeterende auto's. We wandelen naar John's cafe, waar zus Jenny me hartelijk begroet; waar blijven mijn groepen dit jaar? Bij het avondeten in het Oasis cafe treffen we de expeditieleden weer en verlengen de avond met veel bier. Voor we in kunnen dutten, lepelt Brandon eerst nog een paar boeddhistische mantra's op. Heerlijke manier om aangeschoten in slaap te vallen.
Uitslapen! Het regent en dus hebben we weinig fut om echt iets te doen. Vanuit John's slenteren we naar het oude Russische consulaat (1890) op de binnenplaats van het Semanhotel. Het pand is niet veel veranderd en de kamers zijn mooi gerenoveerd. Om onze mini-Great-Game-toer af te sluiten wandelen we naar ons eigen hotel. Het oude Britse consulaat wordt nu als restaurant gebruikt.
Opnieuw bij John's ontmoeten we Marcus, die vandaag jarig is. We vieren dit met meerdere Xinjiang biertjes als later zowel de expeditieleden als nieuwe gezichten aansluiten. Het wordt weer laat.
Kashgar-Yarkand
Donderdag 1 augustus. Dag van het leger. Wij vertrekken vandaag over de zuidelijke route naar Yarkand. Om 13.00 uur staan we na een busrit van drie uur in Yarkand. Helaas leidde de video in de bus de aandacht af van het landschap. Wegen omzoomd door populieren, witte bergtoppen (Kunlun-gebergte) aan de horizon, ervoor opnieuw woestijn. We zijn op zoek naar een hotel bij het busstation, alleen lijkt het alsof wij de enigen zijn die van het bestaan afweten. Als we het dan toch weten te vinden, blijkt dat ze geen buitenlanders opnemen. We proberen een fietstaxi te vinden die ons naar het 'enige hotel dat buitenlanders opneemt' wil brengen. Een collega moet de goede man vertellen waar hij naar toe moet … Tevergeefs. Bij de eerste kruising gaat de goede man rechtdoor waar hij rechtsaf had gemoeten. We hopen dat de goede man een betere weg weet, we rijden echter de stad uit. De chauffeur wil blijkbaar kilometers maken. Als we nog verder afdwalen, merk ik op dat hij terug moet. Hij keert meteen terug, overigens zonder de indruk te wekken dat hij weet waar hij dan wel naar toe moet. We belanden in de oude stad; onverharde wegen, oude huizen, mooie mensen. Hier is ons hotel zeker niet. Na nog wat vruchteloos heen en weer crossen, is mijn geduld op. We stappen af en lopen met onze bagage weg. Op zoek naar iemand die wel weet waar ons hotel is. De fietschauffeur eist zijn geld, maar we zijn het zat. Er wordt wat heen en weer getrokken en geduwd. Ik praat in het Engels tegen de man en hij in het Oeigoers; goeie discussie. En zoals dat in China dan gaat; direct een opstootje. Lode legt in vloeiend Chinees aan de omstanders uit wat het probleem is. Onze versie slaat aan en de chauffeur maakt zich uit de voeten. Een van de omstander wijst ons het Yerken (Shashu) hotel; op twee minuten lopen, maar dat zal de chauffeur wel nooit geweten hebben.
Yarkand is een van de romantische Zijderoute-namen. Hier in de moslimwijk heeft de tijd stil gestaan en hebben we het idee ver weg van China te zijn. De weg is een stoffig hobbelig lemen pad, oude lemen huizen, ezelskarren en mensen die er tradioneel gekleed uitzien. Daartussen echter her en der een motorrijder en taxi, maar ook een tv midden op straat, waarvoor een rij mensen met open mond zit te kijken. Aan de reactie van de mensen is te merken dat hier aanmerkelijk minder toeristen komen dan in de steden langs de noordelijke route. Ook wij worden met open mond aangestaard. Veel 'hello?' geroep, maar dan wel gemeend. Verlegen horen we ze in het Chinees zeggen/vragen of we Amerikanen zijn. We eten een meloentje in het park; heerlijk rustig. Op de grens van de oude en nieuwe stad zien we een oud Fort, waar we helaas niet in kunnen. Maar in de omgeving er voor is het een drukte van jewelste van mensen rond kraampjes en ezelskarren. Bij de oude Aletun Mahzar-moskee zitten we aan voor gebed. Mannen rennen af en aan. Eerst nog een witte doek om de dopa draaien, daarna met het hoofd voorover de grond raken. We struinen in alle rust langs de mooi bewerkte tombes en graven.
Yarkand-Khotan
Acht dagen later dan gepland staan we dan alsnog in Khotan. De busreis vanuit Yarkand zou zes uur duren, het worden er dik meer! Redenen: de chauffeur durft niet hard te rijden, vergeet te schakelen, dommelt af en toe in en verder zorgt een lekke band voor vertraging. Onderweg krijgen we de echte woestijn te zien; uitgestrektheid, zandduinen, een 'road to nowhere' en windhozen. Ineens zien we een kudde van wel 100 kamelen. Als ik er enthousiast naar wijs, is de rest van de passagiers verbaasd over zoveel enthousiasme voor die domme beesten.
Khotan lijkt geen mooie stad. Veel afbraak, weinig opbouw. Weinig Chinezen, heel veel Oeigoeren. We eten 'op de hoek van de straat'. De prijzen zijn belachelijk laag. De thee natuurlijk gratis. En de omgevingsgeluiden zijn oorverdovend: auto's, ezelskarren, mensen, radio's en tv's vechten om het hardste geluid.
Uitslapen?! Onze etagedames denken er anders over. Er wordt druk op de deur gebonkt. We liggen nog ver weg in dromenland en hebben niet het benul direct te reageren. Ineens staat er dan ook een dame naast ons. Ze komt de waterkan halen. Slalomend tussen onze was en tassen door wordt ze door ons gevloek en getier naar buiten begeleid. Natuurlijk komt mevrouw 10 minuten later opnieuw de kamer in om de kan, gevuld met heet water, weer terug te brengen. Maar daar geef ik haar de kans niet voor. Ik trek de kan uit haar handen en gooi de deur voor haar neus dicht. Waarom werkt het lampje of kaartje 'do not disturb' hier niet? Kunnen ze misschien niet lezen? OK deze taferelen kunnen we voorkomen als we 's avonds de thermoskan buiten de deur zetten. Vergeten. Maar ook als je dat wel doet, ben je er niet zeker van dat de dames je 's ochtends om 07.00 uur niet komen storen. Gelukkig leven wij hier op Beijing-tijd, 09.00 uur ipv 07.00 uur. Ons beauty-slaapje is zo'n beetje wel gedaan.
In het kleine interessante museum van Khotan komen we Mike tegen. Mike is Taiwanees. Woont in Sydney (Australië). En heeft een tafelkledenfabriek in Guandong. Deze man van middelbare leeftijd combineert bizniz met pleasure. Grappige vriendelijke man, die zich voor Y1500 wil laten rondrijden in de omgeving. Wij willen ons door een taxi voor slechts een 10e van de prijs naar twee sites buiten Khotan laten brengen. Mike sluit zich bij ons aan. Hij spreekt het beste Chinees van ons drieën en daar maken we graag gebruik van.
De eerste site is ruïnestad Melakawat. In vergelijking met de ruïnesteden rondom Turpan hebben we hier veel meer fantasie nodig. Een stuk of 6 lemen resten in een grote zandomgeving. Waarbij we in een misschien nog wel een huis kunnen ontwaren. Wel vinden we hier veel resten aardewerk. Uit de nabijgelegen rivier wordt jade gehaald. Twee verkopertjes doen hun uiterste best hun spullen aan ons te slijten. Hoe vaak moet je nee zeggen? Ik vind mijn eigen donkergroene jade steen. Hoeveel blijer ben ik hiermee, dan Mike met zijn aankoop. Hij weet 2 spierwitte stenen voor een habbekrats te kopen. Of ging het alleen maar om het afdingen? Hij heeft een uur nodig om tot zijn prijs te komen. De gastvrijheid in deze regio is verrassend. Een familie biedt druiven aan. Weer anderen tonen ons hun huis. Onderweg stoppen we bij een straatstalletje om onze zoveelste meloen naar binnen te slurpen. De taxi rijdt ons feilloos over de stoffige weg tussen de druivenranken door. Niet een route die ik hierna zelf nog terug kan vinden. Dat is ook niet nodig. De tweede ruïnestad, Yotkan, is in de loop der tijd veranderd in een rijstveld. We wandelen over de dijkjes naar de plek waar de ruïnes moeten zijn. Gelukkig is er een groepje kinderen dat ons rondleidt. Onze fantasie laat ons hier echter danig in de steek. De omgeving, de spelende kinderen en een oude man leuken de boel op.
Het plan om naar Miran door te reizen laten we varen. Teveel onduidelijkheden. Is de weg wel begaanbaar? Als we daar zijn mogen we de ruïnes dan wel bezoeken? Hebben we wel genoeg tijd om daar heen te gaan? Onze volgende bestemming, samen met Mike, wordt Urumqi. Mike laat zich meeslepen naar onze straattent op de hoek. De kebab met brood vindt hij lekker. Maar op de een of andere manier lijkt deze man hier niet op zijn plek. Hij is het type man die iedere avond dezelfde uitgebreide maaltijd nuttigt in de typische, allemaal hetzelfde uitziende, Chinese restaurants. Het bedrijf betaalt.
Het heeft 8 dagen langer geduurd dan gepland. Maar vandaag gaan we dan alsnog naar de Khotan zondagsmarkt. Al het verkeer rijdt richting oude stad. Volgeladen (vracht-)auto's, ezelskarren en motoren. De lading varieert van kippen, schapen, geiten, hout tot mensen. Veel lawaai. Getoeter, nog meer getoeter. Alles overstemmende televisies. Geschreeuw. “Posh, posh, posh”, roepende bemanning van naderende ezelskarren. Het lijkt een chaos.
De markt zelf is echter erg overzichtelijk ingedeeld. Metaal bij metaal. Hout bij hout. Kleding bij kleding. Doppi bij doppi's (typische hoofddeksels). Iedere straat heeft zijn eigen thema. Omdat we vroeg zijn, zien we het vee in de loop van de dag vanuit de verschillende stoffige steegjes bij elkaar gedreven worden. De sfeer is geweldig. Alles beweegt, alles leeft. De mensen zijn ontzettend aardig. Wij worden niet lastiggevallen, alleen bekeken. Wel vragen ze of ze op de foto mogen. En als we het verzoek inwilligen, gaan ze er netjes voor zitten. Strijken nog even de kleren recht. Kantelen het hoofd voor een guitige blik. En uiteindelijk komt de lach op de mond. We lopen een aantal uren rond. Opvallend dat we hier bijna geen andere toeristen tegenkomen.
Khotan-Urumqi
Laat in de middag vertrekken we naar Urumqi. De slaapbus naar het noorden over de 'great desert road'. Deze trip kan 22 tot 30 uur duren. Het worden er 36 ... De weg is slecht en behoorlijk 'bumpy'. We proberen het traject slapend door te brengen. Af en toe liggen we echter ineens in het luchtledige te spartelen. En komen we met een smak terug in de werkelijkheid. Onderweg zien we omgeslagen trucks. Er woedt een heftige zandstorm. Als we rond middernacht stoppen voor eten, snijdt het zand in onze huid. Nog slaapdronken proberen we tijdig onze So Mian op tafel te krijgen, zodat we genoeg tijd hebben om hier rustig van te genieten. Niet dus. We krijgen als laatste de borden voor onze neus gegooid. Precies op het moment dat de bijrijder 'zijn klanten' oproept terug naar de bus te gaan. Nog even snel zoeken naar een plek uit het zicht voor een plaspauze. Het snijdende zand is verre van prettig op onze blote billen!
Een langzame bus, lange eetstops, plasstops en tussentijdse reparaties. Klapper op de vuurpijl; een checkpoint waarbij vier passagiers zonder kaartje uit de bus worden gehaald en uiteindelijk een boete moeten betalen. De tocht duurt uiteindelijk 36 uur! Aankomst om 03.45 uur op een parkeerplaats voor bussen. We hebben er geen benul van waar we ons in Urumqi bevinden. We besluiten opnieuw in de bus te blijven slapen. Zo krijgen we nog iets van slaap en hoeven we pas in de loop van de ochtend op zoek naar een hotel.
We delen onze kamer met twee Polen, die hier een jaar Chinees hebben gestudeerd. Eerst ontbijten en daarna kunnen we douchen. We melden ons in de kelder van het hoofdgebouw van het hotel. Naast een bar met snookertafels zijn hier meerdere 'massage'salons te vinden. Wij mogen tegen een vergoeding van Y5 per persoon in een van de 'pees'kamers douchen. Een ontvangstkamer met spiegel en zitje. Daarachter twee afwerkkamers en een ruime maar grauwe douche voor 4 personen. Eerst de kraan een tijdje laten lopen voordat wij op onze sandalen onder de douche stappen.
In de middag gaan we shoppen voor treinkaartjes. Typische Chinese chaos bij het loket aan de buitenzijde van het treinstation. We lopen gevieren de trap op. Duwen her en der mensen opzij, zoals zij ons ook opzij duwen. Brullen de gegevens van de gewenste kaartjes door het loket: overmorgen, naar Lanzhou, nachttrein en softsleepers. Tja, klinkt goed alleen worden hier slechts de kaartjes voor de dag zelf verkocht. We stappen weer op de bus die ons naar het voorverkoopkantoor brengt. Lange rijen met onchinees gedrag; geen gedrang. Als we dan eindelijk aan de beurt zijn, blijkt 'onze' trein van een ander station te vertrekken. We mogen dan ook daar onze kaartjes kopen … en dat is 15 km buiten de stad. De rit erheen staat ons tegen, d.w.z. die moeten we dan 3x maken (heen, terug en overmorgen). Nieuwe plannen zijn snel gemaakt: we nemen een trein eerder waarvoor we hier wel onze kaartjes kunnen kopen.
Lode zit helemaal in de theerituelen: Klein beetje thee in een kopje schenken. Schudden. Overgieten in het volgende en na het laatste kopje weggooien. Kopjes vullen, waarbij de schenker natuurlijk zelf als laatste neemt. En bijschenken tot de ontvanger met z'n vingers op tafel tikt.
's Avonds sluiten een paar Oeigoerse leraren aan bij ons straatrestaurant. Leuke mensen die volgend jaar in Yining een cafe willen openen. Voor een bedrag waar we thuis slechts een drankje voor kopen eten we een geweldige uitgebreide maaltijd. Het bed voelt goed na twee nachten op een te krappe plek in de sleeperbus te hebben gelegen.
Geen belangrijke beslissingen zonder een goed ontbijt: groente dumplings. Tien minuten voor vertrek naar Tian Chi, het hemelse meer, veranderen we nog even onze plannen. We gaan niet twee dagen maar een. Door de vroegere trein naar Lanzhou besluiten we niet het risico te lopen om te laat terug te zijn van het meer. In een luxe bus rijden we in twee uur de 100 km naar de ingang van het park rondom Tian Chi. De chauffeur weet de 2 uur lange rit te vullen met Chinees geleuter en grapjes, jammer. Het meer ligt op een hoogte van 2000 m in de Tian Shan (hemelse bergen). Het is hoogseizoen, veel Chinese toeristen. Wij klimmen gestaag omhoog via de aangelegde stenen trappen. De meeste Chinezen kiezen voor de bus of de kabelbaan om bij het meer te komen. In een uur staan we bij het meer. Mooi Zwitsers bergmeer omgeven door naaldbomen. Uitzicht op de witte bergtop van Bogda Feng (5445 m) en op de verderop gelegen Kazachse yurts waar de toeristen een nachtje kunnen overblijven. Genieten van de rust en het mooie weer zou een optie zijn als er geen gillende Chinese toeristen in toergroep plus gids met vlag en megafoon voorbij komen.
Luierdagje voordat we de avondtrein naar Lanzhou nemen. Uitslapen, uitchecken en internetten. Maar ook een bezoek aan Erdaqiao-markt. Een modern gebouw met veel lege winkeltjes in het oude Oeigoer-gedeelte van de stad. Buiten vinden we kraampjes met kleding, speelgoed en huishoudelijke artikelen. Sfeer is meteen weer anders. Iedere stad in Xinjiang is als het verschil tussen West en Oost Berlijn. Brede straten met lawaai en hoogbouw in het Chinese gedeelte. Gekrioel in kleine straten met oude huizen in de Oeigoerwijk. Weinig tot geen integratie. Hier in Urumqi missen we de ezelskarren.
In het stadspark bekijken we de bruidsreportages. Er wordt niet getrouwd vandaag. Wel hijsen 'bruid en bruidegom' zich in kleding, die beschikbaar is gesteld door de fotostudio en bij elkaar gehouden door spelden. En laten ze zich gewillig op de gevoelige plaat vastleggen. We wisselen Engels-Chinese les uit met een Oeigoer en gaan op pad. Onze taxichauffeur probeert op weg naar het station bij te verdienen door om te rijden. We krijgen korting. De man wil ons zo snel mogelijk uit z'n auto en parkeert ergens waar het niet mag. We zitten net goed en wel in het wachtlokaal als Lode wordt gehaald om de politie te woord te staan. De agent kaffert hem uit en Lode besluit geen woord Chinees te kunnen spreken of te verstaan. Het loopt allemaal met een sisser af. De wandeling vanuit het enorme wachtlokaal naar het perron heeft iets weg van het opdrijven van vee …
Urumqi-Lanzhou
In de trein zien we het landschap veranderen. Van woestijn naar graslanden. Bruine heuvels worden groen. Akkers worden bewerkt. Wat niet verandert zijn de Chinese treinstations: standaard witte tegels, ruim opgezet. 24 uur treinen en we zitten in de miljoenenstad Lanzhou in een hotel boven een discotheek … Lanzhou was een halteplaats aan de zijderoute, maar is nu een lelijke industriestad. Het één van de drie plaatsen (Xinjiang, Tibet en Lanzhou samen xi-xi-lan) waar de Han-Chinees niet graag woont.
Hoogtepunt van de dag: gevulde pannenkoek voor ontbijt. De georganiseerde tours naar Bingling Si zijn duur en niet echt interessant (dus gaan we morgen met het openbaar vervoer). Het treinkaartjes boekingskantoor zit niet meer op de aangegeven plek, zoals zoveel in Lanzhou. Na 7 jaar is niets terug te vinden van de stad waar we in '95 gestopt zijn op weg naar Xiahe. Toen een saai, leeg station, nu een nieuw modern gebouw. Toen geen restaurant te vinden, nu struikel je over de eetgelegenheden. Ook de Lonely Planet kan het niet bijbenen, midden in de stad ligt een plein, groter dan een aantal voetbalvelden, dat ook van de kaart is gevallen. Evenals het internetcafe …
's Middags gaan we naar de andere kant van de stad. Doel: het Provinciale Museum. Na een rit van ruim drie kwartier passeren we een statig gebouw met veel werklui er omheen. Lode grapt dat het museum wordt verbouwd. Als we bij de bushalte de weg vragen, wordt in de richting van het statige gebouw verwezen. Over twee dagen wordt het heropent …
Vroeg op omdat we de bus van 07.00 uur naar Liujiaxie willen halen. Volgens de boeken moeten voor de 100 km ca 2 uur bussen en 2 uur met de boot. Hmmm, onze speciale busreisverzekering voor de Gansu-provincie is verlopen. Zoals verwacht, lukt het niet om de geuniformeerde beambtes te misleiden. Helaas worden er hier (en op de plek waar men zegt dat dat wel kan) geen verleningen uitgegeven. We passen de aloude truc toe: we stappen buiten het station op en betalen de chauffeur rechtstreeks de ritprijs plus een toeslag. De verzekering is overigens niet voor jezelf maar om de overheid te beschermen tegen juridische maatregelen van nabestaanden na een busongeluk.
We vertrekken uiteindelijk om 07.30 uur, om eerst nog een uur door Lanzhou te rijden, op zoek naar meer passagiers. Stapvoets door de stad, er wordt niet eens naar de tweede versnelling geschakeld. Ook buiten de stad komt de vaart er niet in. De geplande 2,5 uur wordt 4,5 uur. Ook het weer zit niet mee, regen. De blubber weg is nu nog begaanbaar. De groen rode heuvels zijn in nevel gehuld. Er staan 6 Koreanen bij de boot te wachten. Een van de dames spreekt Chinees, waardoor er communicatie mogelijk is. We nemen samen de speetboat over de Gele Rivier. Zodra de Koreanen hebben begrepen dat we uit Holland komen en landgenoten van Hie-dung Gu (Hiddink) zijn, kunnen we niet meer stuk. Ze zingen en klappen een uur lang tot we bij de grotten zijn. De Koreaanse dame (door ons tot tourleader gebombardeerd) regelt dat we voor de helft van de prijs naar binnen mogen. En het is al goedkoop. De 34 boeddhistische grotten van Bingling, gelegen te midden van steile lössbergen en veel groen, bevatten honderden beelden en veel schilderingen. We krijgen hier een beter idee van de oorspronkelijke staat en de inhoud is minder beschadigd dan tijdens ons bezoek aan de vorige grotten. Aandachtstrekker is een 27 m hoog Boeddhabeeld, uitgehouwen in de rotsen. De beelden van steen en leem bewijzen de overgang van Dunhuang naar Midden-China. Na anderhalf uur gaan we terug. De boot brengt ons terug naar Liujiaxie. Het vervolg is lastiger. Hoe komen we met 8 (en later 10) mensen op een bomvolle bus naar Lanzhou? We proberen (tevergeefs) drie kwartier lang een bus staande te houden. We besluiten ons op te splitsen en twee taxi-busjes te huren om de terugreis te ondernemen … Door de regen heeft de weg niets meer van een weg. Glijden en glibberen is de enige mogelijkheid. Niet elk voertuig slaagt er in om te blijven rijden. Drie keer moeten we noodgedwongen lang wachten omdat geschaarde, in de modder vastzittende voertuigen de weg versperren. We hebben een kei van een chauffeur, die zodra er een mogelijkheid is, gas geeft en ons langs de obstakels leidt. We bereiken Lanzhou pas rond 20:45 uur.
We zijn moe, hebben honger en duiken het eerste de beste restaurant in. Een staatsrestaurant. Als we binnenkomen begint iedereen te rennen. Twintig dames in de bediening en tien klanten. In een mum van tijd staan er zes dames rond de tafel, die er een wedstrijd van maken om zo vaak en zo vol mogelijk onze theekopjes bij te vullen. Om 22.00 uur sluit het restaurant, we moeten weg. De dames treden aan voor appêl, we worden uitgezwaaid door 20 meiden.
China blijft een haat/liefde reactie oproepen. Er tussenin zit niets. De cultuur en grote verschillen op nog geen 100 km van elkaar en de enorme ontwikkeling die dit land doormaakt, blijven verbazen. Hoewel het wel meevalt met de irritatie richting Chinezen. Heb ik er af en toe toch echt last van.
- Een uur lang van loket nr 6 naar nr 23 naar nr 20 gestuurd worden en dat met lange wachtrijen… soms is het moeilijk om onze westerse normen van service te vergeten.
- De sleuteldame vertikt het om midden in de nacht een nieuwe wc-rol te geven. Laat staan dat ze de kamer schoonmaken nadat onze kamergenoot heeft uitgecheckt, dwz de volgende slaapt gewoon in het smerige bed van de vorige gast. Ik ben erg blij met m'n eigen lakenzak.
- In de trein heb ik niet altijd zin in vage gesprekjes. Als er weer een schel “hello?” op me wordt afgevuurd, doe ik net of ik het niet versta. Vervolgens hoor ik de mensen elkaar dan uitleggen dat 'ze het niet begrijpt', of 'ze zijn Amerikaans' en nog meer van deze algemeenheden die ze da Lao Wai (buitenlanders) toedichten. Ik vind het allang best als ik me er maar niet mee hoef te bemoeien. Lode heeft daarentegen meer enthousiasme en voort dezelfde gesprekken keer op keer.
- De continue starende blik van medereizigers (van top tot teen). Niet 1 uur maar de volledige reis, bekeken en bediscussieerd. Onze handelingen van a tot z besproken. Enige oplossing: hetzelfde doen. Dan staar ik ongeneerd naar de pantysokjes die iedereen (ook mannen) hier dragen of je nu een korte of lange rok of broek draagt. De meest elegant geklede dame ontsiert het geheel met knellende sokjes.
- Een van de buurmannen weet toch net weer iets te opvallend een mooie rochel te produceren en de fluim op het vloerkleed te kwakken. OK niet in iedere trein hangt een bordje 'maak geen rotzooi' en 'do not spit'. Toch zou de propaganda om in publieke gebouwen niet meer te tuffen al bij iedereen bekend mogen zijn. En ja een oude man verander je niet meer, maar als ook 20 jarigen het doen … even later zie ik dezelfde 20 jarige echter netjes al zijn vuilnis verzamelen en wegbrengen. En voor het roken gaat hij netjes richting de tussenstukken van de wagons.
- Het snurken is niet iets dat je kan veranderen. Het is 's nachts dan ook een wedstrijd (mannen en vrouwen) wie het meeste geluid kan produceren. Dito voor het slurpen; het eten kan pas smaken als er veel geluid en veel rotzooi wordt gemaakt. En dat zelfs door een ontwikkelde Taiwanese zakenman die in Australië woont. Gelukkig is het laten van scheten en boeren al een stuk minder, maar nog steeds niet iets waar men zich hier voor schaamt.
- Iedere plek, of het nu de wc, of park is, moet je met duizenden kwetteraars delen. Er zijn teveel Chinezen om ook maar ergens rust te vinden. Er zijn momenten dat je met weemoed terugdenkt aan trektochten in Pakistan of Ladakh waar je geen mens tegenkomt en uren in stilte op een bergtop kunt zitten kijken naar de omgeving beneden je.
Ondertussen zijn de meeste jampotten vervangen voor modernere varianten van drinkglazen nog steeds met theebladeren, waarop water bijgeschonken wordt. Persoonlijk vind ik deze thee al gauw te bitter. Waar wij wel vrolijk aan mee doen: zakken vol met etenswaar brengen we mee om de reis door te komen. Het lijkt wel of iedereen hier de hele dag eet. Instant noodles, fruit, hele (vette) kippen, worstjes, de eeuwige zonnebloempitten.
Lanzhou-Datong
Na 22 uur treinen komen we aan in Datong. Datong, aan de grens met Binnen-Mogolië, was een van de verdedigende grenssteden langs de Chinese Muur. Het gaat goed met China en dus ook met Datong. Een groezelige kolenstad, waar de belangrijkste weg opnieuw wordt geasfalteerd en trottoirs opnieuw worden vervangen. Bij de Bovenste en Onderste Huayan-kloosters wordt een 'nieuwe' straat aangelegd, geheel ingericht voor de toeristenindustrie. Nieuwe oude huizen waar Chinezen dol op zijn, nu nog leeg, straks gevuld met allemaal dezelfde prullaria en opdringerige verkopers.
De tempels zelfs zijn de moeite. De grote hallen zijn voorzien van muurschilderingen en diverse beelden. Het nonnengedeelte wordt nog gebruikt. Op de binnenplaats zitten ruim 50 mensen, al dan niet in bruine pij, te bidden. De populairste vorm van het Chinese boeddhisme heet jingtu (rein land) en is niet bekend in India of Centraal-Azië. Volgens deze leer is het rein land een soort hemel of nirvana dat is te bereiken door louter de naam 'Amitabha Boeddha' (Boeddha van de Toekomst) te herhalen: vandaar de grote aanhang. De meeste boeddhistische tempels die nu nog actief zijn in China, volgen deze leer.
In de Zuidoostelijke wijk vinden we de Negen Draken-muur. De 40 mtr lange muur wordt gesierd door negen, van tegels gemaakte, draken die de stad beschermden. Dit is een van de slechts drie Negen Draken-muren in China en daarom heel speciaal. Tja, we lopen eromheen, kijken nog eens goed. Been there, done that, seen it, maar dat is dan ook alles!
Om bij de pagode te komen die in onze reisgids wordt genoemd, lopen we door het oude gedeelte van de stad. Gedeeltes van de oude stadsmuur, kleine huizen, open riool, stoken op steenkool, smalle steegjes, ons kent ons. Lang geleden moeten alle steden er zo uit hebben gezien, nu zijn het allemaal bouwputten. De kleine pagode staat op een gerestaureerd stuk stadsmuur. Het hek is gesloten, maar simpel te passeren. De oude pagode is nu een 'speelrek' voor de buurtkinderen, die her en der uit het monument hangen. We halen uit Datong wat er in zit. Voor morgen boeken we een CITS-tour, zodat we in de avond naar Beijing kunnen.
Op zoek naar ontbijt. De mensen voor de restaurantjes lonken naar klandizie. We kunnen echter nog geen keuze maken. Achter het station staan een tweetal handkarren midden op straat. En een tweetal tafels ertussen die volledig vol zitten. Als de lokalen hier hun ontbijt halen voordat ze aan het werk gaan, moet het goed zijn. Zodra er een kruk vrijkomt, schuiven wij aan. Een bak 'chaos', Chinese ontbijt dumplings, en gefrituurde stengels; geweldig ontbijt op de nuchtere maag.
Rond 09.00 uur zien we Westerse en Aziatische toeristen verzamelen bij het station. Een duidelijk herkenningspunt van CITS-tours. Niet veel later zitten we in een van de twee volle bussen op weg naar het hangende klooster, ruim drie uur rijden buiten Datong. Naast Lode zit een Koreaans meisje met Bo Derek-kapsel. Zodra het toverwoord Guus Hiddink is gevallen, volgt een geanimeerd gesprek. Ze gelooft niet dat we getrouwd zijn “Maar jullie zijn nog zo jong!” Ze mag blijven! Het landschap onderweg bestaat uit Lössgronden en dorpjes. Ik nodig mezelf uit bij een oud vrouwtje in een typische Lösswoning. Het lijken een soort van gewelven onder de grond, halfrond zonder stutbalken. Twee ruimtes: een voor opslag, de ander als woonruimte ingericht. In de laatste staat een grote kang, dit is een soort van bedbank waarop de familie slaapt en waaronder vuur gestookt kan worden om in de winter warm te blijven.
Xuankongsi is de naam van de hangende tempel van ruim 40 kleine hallen en paviljoens die met gebruikmaking van de natuurlijke vorm van de rotsen tegen de steile bergwand is gebouwd. Je moet als monnik in het hangende klooster geen last van hoogtevrees hebben! Zo werd de strijd met de overstromende rivier gewonnen.
De weg naar de Yungang-grotten, reden van onze komst naar Datong, brengt ons langs het minst interessante deel van deze vieze industriestad. Vrachtwagens, ongeorganiseerde industrie, waar het afval net buiten de deur wordt gebracht, maar geen meter verder. Dit is de vijfde in de reeks boeddhistische grotten die we deze reis bezoeken en nog steeds vinden we het indrukwekkend. Er zijn invloeden vanuit India, Perzië en zelfs het Middellandse-Zeegebied. En ook van de Kyzil-caves (bij Kuqa) in de vorm van dansers en muzikanten die in de muurschilderingen zijn opgenomen. Immense beelden, intacte muurschilderingen en weinig restauratie (prettig!). Het is zelfs mogelijk om heel dichtbij te komen, zelf grotten binnen te lopen of te klauteren. Vele boeddha-beelden van zelfs 14 en 16 meter hoog. En muren die getooid zijn met 10.000 boeddha-beeldjes (grot 14). In de grotten werden beelden gehouwen van de eerste keizers van de Noordelijke Wei, maar later werd de locatie verlaten toen de keizerlijke hoofdstad werd verplaatst naar Luoyang. In 1903 ontdekte men de grotten weer.
Datong-Beijing
's Avonds doden we de tijd tot onze nachttrein naar Beijing vertrekt. We willen bij aankomst direct doorreizen naar Mike in Tianyin om de geroemde kookkunsten van zijn moeder te proeven!
Het wordt echter een verschrikkelijke nacht! We hebben geen sleeper-kaartjes kunnen bemachtigen en hebben zitplaatsen. Op 1,5 m2 proberen we verschillende standjes om een positie te vinden, waarin we beide kunnen slapen. Dit lukt voor geen meter. Daarbij slaat Lode's verkoudheid om in griep en koorts.
Bij aankomst besluiten we niet naar Tianyin te gaan en een reparatiedag in te lassen. Lode wil alleen maar liggen. Onze taxi zet ons echter te vroeg uit zijn wagen en we moeten een behoorlijk stuk lopen naar het Fang Yuan Hotel. Helaas is ook het hotel nog eens volgeboekt. Als ik aan het rondbellen ben, checkt net iemand uit en na wat onderhandelen, mogen we in de kelderkamer overnachten. Lode zweet zijn griep uit in bed terwijl ik een lange wandeling maak door Beijing. Shoppen naar de juiste Chinese rood gebloemde thermoskan. 's Avonds wandelen over de luxe winkelstraat WangFujing Dajie. Dit is ook China. Grote warenhuizen met Westerse prijzen. Koffiedrinken bij Starbucks. Opvallend dat er nog steeds geen internet-cafés open mogen zijn nav de brand anderhalve maand geleden.
Laatste dag Beijing. We lopen naar de Verboden Stad. Tegen de enorme stroom toeristen in, die in file langs de bezienswaardigheden worden geloodst. Wij zoeken het elders: de Grote Hal van het Volk. Die ook echt groot is. Je mag alleen naar binnen met plastic zakjes om je schoenen. Waarom eigenlijk? Het rode tapijt zier niet best uit, grauw en vol vieze vlekken. Zijn die veroorzaakt door de staatslieden die zonder zakjes om de schoenen naar binnen mogen? We lopen met een Chinese toer mee langs een aantal zalen, een gigantisch auditorium, een persconferentiezaal en een bankethal. We herkennen het van de televisie. We steken het Tian'anmenplein over naar het National Museum of History. We bekijken de tentoonstelling over 'het leven in de Tang-dynastie' (670 – 900 nC) en een expositie over de inhoud van een graftombe in Binnen-Mongolië.
Genoeg culturele activiteiten voor vandaag, we gaan shoppen op de Silk-market. We slagen ruimschoots, onderhandelen scherp en kopen tegen belachelijk lage prijzen teveel in. Onze laatste activiteit in China is avondeten bij de eetstalletjes in de zijstraat van WangFujing Dajie, van alles proberen, echter de schorpioenen op een stokje laten we voor wat ze zijn.
Een reis weer vol extremen: langs de Taklamakan-woestijn, het uiteinde van de Muur, veel Boeddhistische grotten en uiteindelijk weer Beijing: metropool in een gigantisch snel veranderd China.
|